Mbandaka - Bikoro 

middag in Bolenge ( Foto E. Merveillie)

15 juni 2014. Mijn jaarlijkse Congobedevaart leidt mij deze keer naar Mbandaka. Voor het echter zover is hebben we wel nog één dagje tegoed in Kinshasa maar ook die wachttijd weten we aangenaam door te brengen. Wij maken van de gelegenheid gebruik om eens langs te gaan in het Centre Boboto voor een ontmoeting met Jan Evers. Deze missionaris die ondertussen al meer dan 80 zomers heeft zien voorbijgaan, is hier immers nog altijd actief als beheerder en behoeder van het archief van de Jezuiëten. Wij zijn op zoek naar de begraafplaats van broeder Victor Fouss, geboren in 1898 te Tontelange in de provincie Luxemburg en in 1982 gestorven te Kinshasa. Volgens de archieven bevindt het graf zich op het kerkhof te Kimwenza maar dat blijkt momenteel moeilijk te bereiken door de enorme wegverzakkingen die zich na het regenseizoen daar op de heuvel hebben voorgedaan. Een stevige 4x4 wordt ons aangeraden maar die hebben we voor het ogenblik niet ter onzer beschikking. Uitgesteld is echter niet verloren. Wij onthouden het advies van Pater Jan en zullen de nodige maatregelen treffen zodat wij na onze terugkeer uit de Evenaarsprovincie alsnog het graf van broerder Fouss kunnen gaan begroeten.

Broeder Victor Fouss, 1898 te Tontelange in de provincie Luxemburg en in 1982 gestorven te Kinshasa. (Foto E. Merveillie )

Mbandaka, een vorkje steken met  John & Joshue  Foto (E. Merveillie)

De Ruki in Eala (Foto E. Merveillie)

1. Aankomst in Mbandaka

In de namiddag hebben wij een afspraak met John Benani Nkumu. Hij werkt hier in Kinshasa als woordvoerder van de vereniging “Dynamiques des Groupes des Peuples Autochtones” die ijvert voor de sociale integratie van de Pygmeeën en keert morgen samen met ons terug naar Mbandaka waarna hij ons ook zal vergezellen tot in zijn thuisbasis Bikoro. De volgende ochtend nemen we dan ook tegelijk het vliegtuig naar het vroegere Coquilhatstad waar wij omstreeks 10h30 landen midden de ons intussen al vertrouwde chaos. Natuurlijk is ook het gebruikelijke DGM-ontvangstcomité op het appel. Het onderhoud verloopt, gewoontegetrouw wat stroef maar wij weten de strengkijkende agent toch van onze onschuldige reisintenties te overtuigen. Even later maken wij buiten de luchthaven kennis met onze chauffeur Bienvenu. In een langs alle kanten rammelende jeep Mitsubishi Pajero voert hij ons naar het logement bij de Soeurs du Sacré Coeur in het centrum van de stad. De eerste aanblik van Mbandaka is niet echt overweldigend. De weg die van de luchthaven naar het centrum leidt is een compleet kapotgereden macadamweg waarvan na enkele kilometers tenslotte helemaal niets meer overblijft. Het klooster van de Zusters, dat toch in het centrale gedeelte van de stad is gelegen, bevindt zich langs een flink hellende, en bultige laterietweg. Heel wat van de gebouwen die wij onderweg voorbijrijden zien er grotendeels vervallen uit. Van de meeste oude koloniale architectuur rest er nog slechts een ruïne. Door mijn hoofd flitst de gedachte dat indien iemand nu zou beweren dat hier pas enkele weken geleden een bom is ontploft, ik geneigd zou zijn om het nog te geloven ook! Tijdens de 20 minuten durende rit van de luchthaven naar het klooster van de zusters hebben we ook al meteen kunnen vaststellen dat het hier ferm zweten zal worden. Er heerst een loodzware, vochtige hitte en ook in onze logies hoeven wij niet op enige verkoeling te rekenen. Ik krijg een kamer toegewezen waar de zon nog tot een heel eind in de namiddag naar binnen komt piepen en Thérèse is niet veel beter af. Elektriciteit is er enkel door middel van de groupe élèctrogène die mondjesmaat  alleen tussen 19h en 22h wordt opgestart. 

Zodra de formaliteiten zijn geregeld vertrekken we voor een eerste verdere verkenning van de stad. Aangezien we echter al sinds 05h00 in de ochtend onderweg zijn, kunnen wij een innerlijke versterking goed gebruiken. Het duurt dan ook niet lang voor ons gezelschap neerstrijkt in een eettentje vlak naast het politiehoofdkantoor. Eigenlijk best wel een merkwaardige keuze van onze kant want in Congo is de politie nu niet bepaald altijd je beste vriend. De agenten zijn immers vaak de ergsten wanneer het er op aankomt mensen geld af te troggelen. De blauwe uniformen laten ons dit keer echter met rust zodat wij volop van de maaltijd kunnen genieten. We krijgen een royale portie rijst, vis, mpondu en lituma voorgeschoteld, meer dan genoeg om de honger te stillen! De patrone komt na het afruimen ook nog even informeren of haar nieuwe klanten tevreden zijn en of zij eventueel van plan zijn om ook morgen hier te komen lunchen. Wij mogen meteen onze bestelling plaatsen zodat zij alvast de nodige leveringen kan regelen.

In Mbandaka ( Foto E. Merveillie)

2.De plantentuin van Eala

Na nog een laatste Primus vertrekken we dan voor een bezoek aan de plantentuin van Eala. Dit langs de oevers van de Ruki gelegen agronomisch onderzoeksinstituut is een plaats waar geschiedenis is geschreven. De tuin werd ten tijde van de Congo-vrijstaat gesticht bij KB van 3 februari 1900 en opgestart door Emile Laurent, een door Leopold II aangestelde botanist. Deze plaats is echter naast zijn wetenschappelijke betekenis ook het toneel geweest van een opmerkelijke sociaal-historische gebeurtenis uit de Congolese geschiedenis. Eala is namelijk de post waar de eerste in België opgeleide Congolese agronoom Paul Panda Farnana in 1909 aan de slag ging. Het voormalige opleidingsinstituut waar Panda als lesgever werkte is al lang niet meer actief. Er rest hier alleen nog de natuurpracht al is die niet meer hoofdzakelijk aangeplant. Ingevolge een jarenlang gebrek aan onderhoud heeft het tropisch regenwoud immers zijn terrein heroverd. Het driehonderd zeventig hectaren grote domein bestaat uit tropisch woud,  moerassen en een stukje savanne. Naar het schijnt is er sinds 2007 wel een door de Wereldbank gefinancierd herwaarderingsprogramma aan de gang maar zo op het eerste zicht is er nog veel werk aan de winkel. Het is in elk geval wel duidelijk dat Eala zich niet in dezelfde mate van nationale en internationale belangstelling kan verheugen als de plantentuin van Kisantu. Het feit dat Kisantu in Bas Congo is gelegen en Eala in de “vergeten” Evenaarsprovincie kan allicht heel wat verklaren! Toch was er ooit een tijd dat Eala de belangstelling van de allerhoogste autoriteiten genoot. Volgens onze vrienden John en Joshué was de gewezen “Président Fondateur” Mobutu Sese Seko een grote fan van deze plantentuin en kwam hij, telkens hij in Mbandaka op doorreis was naar Gemena en Gbadodlite, hier graag enkele uurtjes verpozen. 

De lokale gids leidt ons door het weelderige groen en verstrekt hier en daar wat uitleg over de bomen- en plantensoorten. Zo’n 2 uur durende natuurwandeling door het woeste groen in de broeierige middaghitte van de evenaarszon is echter behoorlijk afmattend. Het is dan ook met het grootste plezier dat wij even gaan uitrusten aan de oevers van de Ruki. Wij laten ons vermoeid gestel neerploffen op de met boomstammen inééngetimmerde banken die hier in de nabijheid van het vroegere hoofdgebouw van het onderzoeksinstituut staan neergepoot. Gezeten in de verkoelende schaduw kunnen wij van hieruit, genieten van een prachtig uitzicht op de rivier. Nadat wij weer op krachten zijn gekomen gaan wij ter afronding van ons bezoek nog een kijkje nemen in de gebouwen. Er is van de vroegere museumcollectie en de wetenschappelijke onderzoeksinfrastructuur zo goed als niets meer overgebleven. Dat is niet alleen te wijten aan jarenlange verwaarlozing maar ten tijde van de opstand tegen Mobutu en de daaropvolgende machtsstrijd tussen de verschillende rebellengroepen is men ook hier gewapenderhand komen plunderen. Hier en daar staat er nog een reliek uit betere tijden maar het meest bizarre is wel het skelet van een klein aapje dat als een soort groteske, lugubere versiering op de tafel midden in de zaal staat. Wanneer wij even later het domein weer verlaten valt het mij op dat de nabij de toegangspoort gelegen directeursresidentie, althans aan de buitenkant, wel een restauratiebeurt heeft gekregen. Pal voor de ingang ervan staan ook twee lage paaltjes met het opschrift “Orange”, de mobiele telefonie -operator die hier in de regio zo goed als soeverein over de ether regeert. Het is dus niet moeilijk te raden naar de naam van de sponsor. In Congo opereren de grote spelers in de mobiele telefonie immers niet alleen als communicatiekanaal maar ook als kredietverstrekker en investeerder. Aan de kleur van een gebouw herken je de geldschieter: rood is Airtel, blauw is Vodacom en oranje&zwart is Orange. Bovendien heeft elkeen van hen zo zijn gebied waar zij het sterkst in de markt staan en hier in Mbandaka is het duidelijk Orange die de plak zwaait.

De Plantentuin in Eala (Foto E. Merveillie)

In het rariteitenkabinet van Eala  (Foto E. Merveillie)

In het rariteitenkabinet van Eala  (Foto E. Merveillie)

In memorie van de stichter van de Jardin Botanique d'Eala ( Foto E. Merveillie)

Omstreeks 18h00 zijn wij terug in het klooster van de zusters du Sacré Coeur. Voor het avondmaal zullen wij echter wel ergens anders moeten gaan aankloppen want hier hebben wij enkel recht op een bed voor de nacht en een ontbijt. Er rest ons wel nog ruim de tijd om zich even aan de waterton te gaan verfrissen voor Bienvenu ons terug komt ophalen. Hij voert ons door de stad naar de haven van Mbandaka waar ondanks de reeds ingetreden duisternis nog een drukte van belang heerst. Het is er een mierennest van door elkaar dravende mensen die allemaal hun koopwaar meesjouwen en alsnog proberen iets aan de man te brengen. Bovendien is de doorgang om de haverklap versperd door de vele fulla fulla’s die vertrekkensklaar worden gemaakt voor hun reis naar het diepere binnenland. Tenslotte belanden wij in een eetgelegenheid met uitzicht op de haven waar de grote duwboten die vanuit Kinshasa de Congostroom opvaren komen aanmeren. Het restaurant draagt de weinig originele naam “Belle Vue” en heeft de reputatie één van de betere van Mbandaka te zijn wat we meteen ook al aan de prijskaart kunnen merken: het wordt hier in alle betekenissen van het woord een gepeperde maaltijd! In dit oord wordt ook ontspanning aangeboden. De groupe élèctrogène draait vanavond op volle toeren. De uitbaters hebben voor een groot TV-scherm gezorgd want tijdens het wereldbekertoernooi slaat zelfs hier, midden in Congo, de voetbalwaanzin toe. De baas van het etablissement doet er gouden zaken mee. Op het buitenterras aan de ingang van het restaurant is er geen stoel meer vrij en staan de fanatiekelingen met bosjes, een fles Primus in de hand, naar het scherm te kijken en te schreeuwen. In de eetzaal zelf zijn wij als blanken een opvallende aanwezigheid. Zo ver in het binnenland kom je tegenwoordig immers nog maar zelden of nooit nog Europeanen tegen. Toch zijn wij hier vandaag niet de enige vreemdelingen want er komt nog een heel gezelschap Indiërs binnengewaaid. Er wordt veel gepraat en heisa gemaakt over de Chinese economische plundertocht, Indië daarentegen opereert in stilte maar daarom niet minder succesvol en lucratief. Ook zij bouwen stuwdammen in het Congolese binnenland (zoals in de buurt van Kakobola in Bandundu) en voeren andere infrastructuurwerken uit in ruil voor ruime mijnconcessies en voordelige deals bij de aankoop van grondstoffen.

Wanneer wij wat later terug in het klooster aankomen is ook daar nog volop leven in de brouwerij. Aan de overkant van de straat, tegenover de compound van les Soeurs du Sacré Coeur bevindt zich een meisjesschool die onder hun gezag staat. De examenperiode van het pas afgesloten schooljaar is net beëindigd en vanavond wordt in een belendende zaal het deliberatieberaad gehouden. Ondanks het late uur voelt de tropennacht nog beklemmend zwoel aan. Op mijn bed gaan liggen woelen lijkt mij totaal zinloos en dus ga ik maar in een stoel gezeten postvatten op de barza vanwaar ik een goed uitzicht heb op de toegangspoort waar er een hele menigte “blancs- bleus” elkaar staan te verdringen om toch maar enig nieuws over de deliberatie te kunnen vernemen. Het wordt een schouwspel van zichtbaar geluk en ontgoocheling, van vreugdesprongetjes en pruillippen. Tot moeder- overste er genoeg van krijgt en de belegering aan de poort met een kordaat optreden uitéénjaagt. Even later worden de deliberatiedebatten gesloten en weldra is ook de generator uitgeschakeld. Het klooster verzinkt in een donkere stilte. Ik wens de sentinel die het zich in de paillotte nabij de poort zo aangenaam en knus mogelijk heeft gemaakt nog een goede nacht en ga dan zelf ook het bed opzoeken.

3.Het Centre Aequatoria te Bamania

Vandaag staat er een bezoekje aan Bamania op het programma. De Protestantse Livingstone Inland Mission was de eerste Westerse organisatie die zich in deze regio kwam vestigen. Dat gebeurde in 1883 te Wangata, enkele kilometers ten zuiden van het centrum van het huidige Mbandaka. In datzelfde jaar stichtte Stanley er ook de staatspost Equateurville waarvan de naam in 1892 werd gewijzigd in Coquilhatville. Het duurde echter nog tot 1895 voor de protestantse zendelingen de concurrentie kregen van een katholieke missie. Het waren de Trappisten van Westmalle die zich toen op enkele kilometers oostelijk van de staatspost, te Bamania kwamen vestigen. Hun doel was echter niet zozeer het missioneringswerk want zij wensten immers een monastiek klooster op te richten waar de paters het contemplatief bestaan konden lijden dat strookte met de leefregels van hun orde. Hierdoor bleef het feitelijke missioneringswerk dus eerder beperkt. In 1926 werden de Trappisten door het Algemeen Kapittel te Rome uit Congo teruggeroepen waarna hun plaats te Bamania werd ingenomen door de Missionarissen van het Heilig Hart (Missionarii Sacratissimi Cordis Jesu), de orde waartoe ook Pater Gustaaf Hulstaert behoorde. Hulstaert die al met de eerste M.S.C- lichting in 1925 in Congo aankwam, belandde in 1936 te Bamania en stichtte er in 1937, samen met Pater Edmond Boelaert, het tijdschrift Aequatoria wat uiteindelijk zou uitgroeien tot het “Centre de recherche Aequatoria” dat zich vooral toelegde op de studie van de taal en de cultuur van de plaatselijke bevolkingsgroep, de Mongo. De in 1900 te Melsele geboren Hulstaert overleed in 1990 te Bamania. Na zijn overlijden is het onderzoekscentrum wel nog enkele jaren blijven doorwerken onder de hoede van Honoré Vinck maar vanaf 1998 was het definitief voorbij.

Het Centre Aequatoria te Bamania (Foto E. Merveillie)

Te Bamania ( Foto E. Merveillie) 

Foto van wijlen Pater Gustaaf Hulstaert ( Foto E. Merveillie)

Het graf van Pater Gustaaf Hulstaert te Bamania ( Foto E. Merveillie)

Op het terrein van het onderzoekscentrum aangekomen is het ons meteen duidelijk dat de boel hier niet langer onderhouden wordt. In het centrale bibliotheekgebouw ontmoeten wij de enige nog resterende bibliothecaris die hier zijn dagen komt slijten. Hij waakt plichtsgetrouw over de met boeken, tijdschriften en andere papieren volgestouwde lokalen maar veel volk komt er niet meer over de vloer. Behalve dan misschien af en toe een plaatselijke student en de sporadische buitenlandse wetenschapper. De man heeft Pater Hulstaert nog goed gekend. Nabij de deur, recht tegenover zijn bureautafel, staat trouwens nog altijd een groot ingelijst fotoportret van de plaatselijke “founding father”. Na wat in het archief te hebben rondgesnuisterd gaan wij op zoek naar het graf. Daarvoor moeten wij eerste wel een paar honderd meter totaal verwilderd terrein overbruggen. De tombe is bijna niet meer terug te vinden onder het alles overwoekerende groen. Enkele jonge kerels die in de omgeving rondlopen hebben echter geraden waar we naar op zoek zijn en komen met de machete in aanslag aangesneld. Na enig hakwerk komt de grafsteen dan toch te voor schijn. Het fotootje is van de grafzerk verdwenen alsook enkele letters van de naam. Toch lijkt iedereen te weten wie hier begraven ligt. Deze verwaarloosde dodenakker lijkt mij echter wel tekenend voor de toestand waarin deze ooit zo van leven bruisende missiepost zich nu bevindt. Ondanks de gulle fooi die wij de jongens met hun hakmessen toestoppen blijven zij ons achtervolgen tot aan de jeep in de hoop er toch nog een extra centje af te kunnen knijpen. In de omgeving van het bibliotheekgebouw ontmoeten wij ook nog een jonge moeder aan wie ik mijn laatste paar honderden Congolese francs afsta. Haar drie schattige peuters bekijken ons met hun grote ogen enigszins achterdochtig aan. Wanneer Thérèse enkele pluchen knuffels uit haar rugzak tovert en ze hen cadeau doet, zijn ze echter helemaal in de wolken. Toch krimpt mijn hart ineen bij zo’n taferelen want je vraagt je vaak vertwijfeld af wat er van deze kinderen worden zal. De kleine familie ziet er immers alles behalve gezond en voldoende doorvoed uit. Ook dat is reizen in Congo: een voortdurende confrontatie met mensen die een dagelijkse strijd voor een menswaardig bestaan moeten leveren. 

in Mbandaka ( Foto E. Merveillie)

4.Op wandel in Mbandaka en uitstapje naar Wendji Secli

Ook in Mbandaka is er een etnografisch museum, zij het dan wel op een eerder bescheiden schaal. De vriendelijke directeur legt ons uit dat het hier in oorsprong eigenlijk gaat om een collectie die in de laatste jaren van de koloniale tijd door een zekere Jean Niset werd bijeengezocht. Deze juridisch adviseur bij de “Service Justice et Contentieux” van Coquilhatstad begon reeds in 1951 met het bijeenzoeken van traditionele artefacten in de Evenaarsprovincie. Een bezigheid waartoe hij ten volle de mogelijkheid kreeg aangezien zijn beroep hem de kans gaf om alle Territoires van de provincie te bezoeken. Begon het collectioneren al in 1951, de feitelijke uitbouw van het museum gebeurde pas in de periode 1957 tot 1960. Op een gegeven ogenblik waren er meer dan 600 antieke stukken te bewonderen maar daar schiet nu niet veel meer van over. Er is nog slechts één toonzaal waar er enkele stukken op heel rudimentaire wijze liggen uitgestald. Wellicht is al heel wat van de oorspronkelijke schat ingevolge corruptie en algemene onverschilligheid op illegale wijze verdwenen en in het circuit van de tribal art- wereldmarkt terecht gekomen. Een lot dat naar ik vrees een groot deel van het Congolese kunsterfgoed beschoren is. Het aanwezige museumpersoneel stelt onze belangstelling echter wel zeer op prijs en wij krijgen dan ook dan bij elk voorwerp uitgebreid tekst en uitleg. 

Antropomorphe doodskist in het museum te Mbandaka.  (Foto E. Merveillie)

Markt in Mbandaka ( Foto Th. Simon )

Tegen het middaguur gaan we ook nog eens een ommetje maken naar de grote overdekte markt. De marktplaats is onlangs met financiële hulp van de Europese Unie flink opgekalefaterd en de infrastructuur waarbinnen dit veelkleurig handelsspektakel zich afspeelt, oogt dan ook spectaculair nieuw in vergelijking met de elders in de stad alom heersende ruïne. Moeizaam wringen wij ons voetje voor voetje doorheen de mensenmassa. Elke vierkante meter wordt hier benut. Niet alleen de stenen toonbanken liggen vol uitgestalde etenswaar maar ook de vloer ligt bezaaid met aangeboden artikelen zodat het nog behoorlijk uitkijken is waar wij onze voeten neerzetten. De markt is niet alleen kleurrijk maar ook bijzonder geurrijk wat op enkele plaatsen nu niet bepaald voor een aangenaam aroma zorgt. In het midden van de toch al nauwe gangpaden is er wel een goot voorzien waarlangs alle afval wordt gedraineerd. Alleen vraag ik mij af waar deze “welriekende beek” uitmondt! Fruit, zwartgeblakerd bushmeat, kleine nog levende krokodillen, brochettes van slangenvlees, chenilles, specerijen.. ..het wordt door de mama’s hier allemaal luidkeels aangeprezen maar het is toch wel de verse vis die de kroon spant.  

***************

 

Wendji Secli

Ter afronding van onze namiddagactiviteiten besluiten wij om ook nog eens een eindje buiten Mbandaka op verkenning te gaan. Wij verlaten de stad en rijden richting Bolenge op weg naar Wendji Secli, een dorpje dat zo’n twintig kilometer verder gelegen is op het kruispunt met de weg naar Bikoro. Iets voorbij Bolenge wordt onze aandacht getrokken door een nabij de oever van de Congostroom opgezet tentenkamp. Daar willen wij toch eens het fijne van weten en dus stoppen we voor nader “onderzoek”. Wij hebben echter nog maar amper een voet uit de jeep gezet of er is al heibel op til. In een mum van tijd zijn wij omringd door een massa dorpelingen die trouwens niet van nabij de rivier zijn komen aanlopen maar plots uit het broussegwas van aan de overkant van de weg zijn opgedoken. Thérèse die haar fototoestel al paraat hield bevindt zich onmiddellijk in het oog van de storm. Twee weldoorvoede heerschappen voeren hier het hoge woord terwijl het foto-apparaat zonder pardon alvast in beslag wordt genomen door een derde “autoriteit” die het toestel snel en behendig uit haar handen gritst. Blijkbaar is het tentenkamp hier een zeer gevoelig item en brengen wij met onze nieuwsgierigheid niets minder dan de sécurité national in gevaar. De twee woordvoerders bevelen ons heel gewichtig om hen onze “ordre de mission” voor te leggen, een verzoek waaraan wij bij gebrek van dergelijk document helaas niet kunnen voldoen en waarop prompt de mededeling volgt “que cela aggrave nôtre cas”! Wanneer ik enigszins geprikkeld enkele Vlaamse krachttermen mompel meen ik te begrijpen dat men mij hier voor een Amerikaans staatsburger aanziet en ook het woord “spionnage”wordt uitgesproken. Hoog tijd dus dat wij ons hier als Belgen legitimeren. Gelukkig kunnen John en Bienvenu voor ons bemiddelen maar ook dat loopt niet direct van een leien dakje. De twee opposanten maken blijkbaar deel uit van de ANR en onze gids en chauffeur hebben het duidelijk moeilijk om greep op de situatie te krijgen. Het tentenkamp is, zo wordt ons verduidelijkt, een tijdelijk onderkomen voor RDC-Congolezen die onlangs door het aan de overkant van de stroom gelegen Congo-Brazzaville als illegalen werden uitgedreven. Deze operatie onder de naam “Mbata ya Bakolo” is nu al enkele maanden aan de gang en zorgt voor de nodige diplomatieke spanning tussen de twee Congos. Bovendien zijn de “teruggedrevenen” niet erg welkom in deze omgeving want de plotse terugkeer van een massa mensen die reeds jaren aan de overkant van de rivier hebben geleefd wordt door de omringende dorpen ervaren als een destabiliserende factor voor de lokale samenleving. Het thema ligt hier zeer gevoelig en pottenkijkers zijn niet gewenst! Het tentenkamp waar wij nu zo onverwachts en ongevraagd komen rondneuzen doet dienst als Centre de Transit en is nog maar sinds 1 juni in gebruik. Het huisvest zo’n 786 expulsés de Brazzaville die, naar ik later in het dagblad Le Potentiel zal lezen, met de boot vanuit Kinshasa in Mbandaka zijn aangekomen. Het is de bedoeling dat de plaatselijke autoriteiten van Mbandaka deze mensen van hieruit verder naar hun respectievelijke eigen streek van herkomst in de Evenaarsprovincie zal verhuizen. De meesten onder hen blijken immers afkomstig uit de regio van Gemena in de Sud-Ubangi. 

De twee ANR-agenten werpen ons voor de voeten dat zij de omtrek van het tentenkamp als een grensgebied beschouwen, het ten strengste verboden is om foto’s te nemen en dus gaan ze ze alvast druk aan het telefoneren om de hogere echelons van deze overtreding in te lichten. Bienvenu en John beginnen een hoogoplopende discussie met het duo. Aangezien de hele woordenwisseling in het plaatselijke dialect verloopt, begrijp ik er geen letter van. Het lijkt mij in elk geval toch aangeraden om maar op onze begeleiders te vertrouwen. Thérèse kan het echter niet laten om zich in de discussie te mengen en luidkeels haar verontwaardiging te laten blijken, een interventie die allerminst de gemoederen tot bedaren brengt. Ondertussen moet zowat de hele bevollking uit de onmiddellijke omgeving zijn toegestroomd want wij zijn nu compleet door een hele mensenmassa omcirkeld. Het is een groot geluk dat onze chauffeur Bienvenu blijkbaar een goede palaver kan” placeren” want hij slaagt er na geruime tijd toch in om de ANR-mannen die een hele tijd onvermurwbaar leken geleidelijk aan te laten bijdraaien. Ze zijn uiteindelijk bereid om Thérèse haar foto-apparaat terug te bezorgen. Alleen is dat duidelijk tegen de zin van de derde man die ondertussen al met het toestel in de menigte was verdwenen zodat er nu zelfs onderling ruzie ontstaat maar uiteindelijk moet de kerel toch het onderspit delven. Terwijl ik de hele heisa gade sla merk ik op hoe tussen John en het ANR-duo plots heel discreet, en naar zij allicht denken ongemerkt, enkele bankbiljetten van eigenaar wisselen. De zaak lijkt nu beslecht en Thérèse wil absoluut nog een zoenoffer brengen. Zij heeft een zak met speelgoed bij en wil enkele van de speeltjes aan de kinderen in de menigte uitdelen. Het goedbedoelde gebaar ontketent echter opnieuw tumult onder de ons omstuwende massa want zij die geen cadeautje weten te bemachtigen laten duidelijk merken het niet fijn te vinden dat zij over het hoofd worden gezien. Wanneer plotseling iemand er in slaagt om haar de zak met de hele voorraad speeltjes erin te ontfutselen is het hek helemaal van de dam. Ondertussen zijn Bienvenu, John en ikzelf al in de jeep ingestapt en wij manen Thérèse met aandrang aan hetzelfde te doen want het is hoogtijd om er hier van door te gaan en onze weg naar Wendji Secli verder te zetten. 

In Wendji Secli ( Foto Th. Simon) 

Door het hele gedoe is het al knap laat in de namiddag wanneer we eindelijk in Wendji Secli aankomen. Er rest ons nog enkel wat tijd om op de markt rond te wandelen. Alles wat door de dorpsbewoners op de omliggende velden wordt geoogst wordt hier aangeboden. Een groot deel van de koopwaar vindt ook zijn weg naar Mbandaka aangezien toch ook heel wat stadsbewoners vanwege de lagere prijzen zich hier komen bevoorraden. Daarbij zijn het niet alleen groenten en fruit dat wordt getransporteerd. Terwijl we een praatje maken met de lokale chef worden wij immers plots opgeschrikt door een door merg en been snijdend gekrijs. Het blijkt dat iets verderop enkele mannen bezig zijn met een paar varkentjes op hun bromfietsen vast te binden, klaar voor het vervoer. Gezien het late uur zijn de meeste mensen al bezig met hun handeltjes bijeen te kramen en de markt loopt stilaan leeg zodat er ook ons weldra niets anders overblijft dan in bij de invallende duisternis de terugweg naar Mbandaka aan te vatten.

Leven aan de Congo rivier, Bolenge ( Foto E. Merveillie)

5. Een namiddag in Bolenge

De dag voor ons vertrek naar Bikoro heerst er meer nog dan de vorige dagen een verstikkende vochtige, hitte. Heel vroeg in de ochtend is er een bescheiden regenbui gevallen maar daarvan was al vlug niets meer te merken. Gelukkig kunnen wij nog wat verkoeling gaan zoeken aan de oevers van de stroom nabij Bolenge, op zo'n 15 kilometer buiten de stad. Daar bevindt zich onder andere het “Institut Chrétien Congolais de Bolenge”. Deze in 1928 door Amerikaanse protestantse missionarissen gestichte instelling omvat een school voor lager en middelbaar onderwijs evenals een 60 bedden tellend hospitaal. Het instituut ging, zoals overal in Congo, ingevolge de jarenlange algemene economische en maatschappelijke malaise, bijna volledig ten gronde maar kent de laatste jaren toch een heropleving. De Amerikaanse missionarissen beginnen de boel weer nieuw leven in te blazen en momenteel is er een groot project aan de gang. The Bolenge Water, Sanitation and Hygiene (W.A.S.H) project moet er vanaf december 2014 voor zorgen dat de scholen en het hospitaal weer toegang krijgen tot drinkbaar water. In een situatie waarin zowel de lagere als de middelbare schoolgebouwen over geen latrines beschikken en dus iedereen zich gaat ontlasten in het struikgewas en de rivier terwijl diezelfde rivier wordt gebruikt als bron voor zowel het drinkwater als het water om de was te doen, is het niet moeilijk om de dringende noodzaak van dergelijk project te begrijpen.

 

Wij gaan echter ons heil iets verderop zoeken op de terreinen van het “Institut Supérieure de Pêche de Mbandaka”. Daar worden wij ontvangen door twee heren die ons een korte rondleiding geven. Ook deze instelling heeft duidelijk betere tijden gekend. Nochtans kunnen hier nog altijd graduaatsdiploma's worden behaald waaronder een graduaat in onder andere “sciences techniques piscicoles”, “sciences et technologies de la pêche” en de graad van Agro- Vétérinaire. We worden rondgeleid langs de bouwvallige verblijven van de studenten en gaan ook eens een kijkje nemen in één van de klaslokalen waar nog een les aan gang is. Er zijn zeker 50 studenten aanwezig die, gezeten aan ruwe houten schoolbanken, bezig zijn met nota's te nemen terwijl een docent uitleg geeft bij de op het kamerbrede schoolbord neergeschreven leerstof. Het is eigenlijk nauwelijks te geloven dat er hier aan hoger onderwijs wordt gedaan! Toch hangt er heel wat af van de opleiding van deze jonge mensen. Een aantal onder hen volgt hier bijvoorbeeld immers ook een cursus die onze gids omschrijft als “des cours sur la santé maritime” wat eigenlijk betekent dat er een basis wordt aangeleerd voor het diagnosticeren en behandelen van ziekten die verbonden zijn met het leven langs de stroom. Heel wat van de afgestudeerden zullen later dan ook werkzaam worden in één van de dispensaria in het Territoire. 

Institut Supérieur de Pêche, Bolenge (Foto E. Merveillie)

Blijkbaar is ook een baan als docent aan het instituut zeer gegeerd. Later in de namiddag, terwijl wij voor de rest van de dag heerlijk zitten te niksen langs de rivieroever en volop genieten van het exotische decor, komt er plots een piekfijn in een kostuum en cowboyhoed uitgedoste man op een brommer aangetuft. Hij en John blijken elkaar te kennen en na de hartelijke begroeting legt de bij nader inzien toch niet meer zo jeugdige meneer ons uit dat hij iemand van de directie komt opzoeken ten einde eens te peilen of er misschien een betrekking vrij is. Het is heel eigenaardig maar alle ontmoetingen lijken vandaag in het teken van de volksgezondheid te staan. Wanneer ik 's avonds terug in Mbandaka met Bienvenu en John een hapje ga eten in de Belle Vue zit aan het tafeltje naast ons son excellence le Ministre Provinciale de la Santé. Gezien de hygiënische toestanden die ik in de loop van de dag te zien heb gekregen, heeft de excellentie nog heel wat werk te verzetten!

Leven langs de rivier , Bolenge ( Foto E. Merveillie )

6. Naar Bikoro

Vandaag vertrekken wij naar Bikoro. Bij het ontbijt hebben wij nog een gesprek met een Congolese medewerker van een Amerikaanse NGO die in Bikoro een onderwijsproject heeft lopen. De man is net terug van een inspectieronde aldaar en is nu op doorreis naar Kinshasa. Hij vertelt ons dat de weg naar Bikoro wel een beetje hobbelig is maar over het algemeen goed berijdbaar. Gezien de staat van onze jeep ben ik blij dat te vernemen! John en Bienvenu melden zich op geheel oncongolese wijze stipt op tijd aan bij het klooster maar zij zijn echter niet alleen. Het ziet er naar uit dat het behoorlijk krap gaat worden in de jeep! Naast Thérèse en mezelf en natuurlijk de chauffeur moeten ook John, diens dochter Esther, Joshue en ene Fabrice. een plaatsje in het voertuig zien te vinden. John wiens vrouw in Bikoro leeft maakt van de gelegenheid gebruik om zijn dochter mee te nemen voor een familiebezoekje. Ik heb er geen idee van hoe oud Esther is maar het is in ieder geval een heel knap meisje. Ze heeft een beetje weg van een “Tom boy” maar dan wel eentje die haar vrouwelijke vormen ten volle tot hun recht laat komen Voeg daarbij nog onze bagage en wij mogen redelijk zeker zijn dat onze Mitsubishi Pajero niet gemakkelijk van de weg zal worden geblazen.. Joshue, onze tweede extra passagier, gaat met ons mee tot in Kalamba vanwaaruit hij de weg alleen zal verder zetten tot in zijn dorp, Ingende. Onze derde man, Fabrice, is de hulpkracht van Bienvenu en de sterke arm op wie wij zullen moeten rekenen in geval van pech of andere onvoorziene wegversperringen.

stop onderweg naar Bikoro (Foto E. Merveillie)

De weg die ons Mbandaka buiten leidt, is de enige kilometer onbeschadigd asfalt dat de hoofdstad van de Evenaarsprovincie rijk is. Wij bevinden ons dan ook al heel snel op de laterietweg en rijden voorbij Bolenge tot aan het kruispunt met de grote markt van Wendji Secli waar wij linksaf de piste naar Bikoro oprijden. De weg is vooral de eerste kilometers in de omgeving van Wangata in slechte staat. Hier zijn er nog heel wat bulten en dalen in de door de regen weggespoelde aarde maar daarna kunnen wij ons verheugen in een pas geëffende rijbaan, “courtesy of the EU” die volgens mijn ingewonnen informatie de wegenwerken hier heeft betaald. Ondanks de gunstige omstandigheden vordert de reis toch maar met een slakkengangetje. Ik heb zo de indruk dat Bienvenu niet te hard op het gaspedaal durft te duwen uit vrees dat wij anders één of ander onderdeel van de auto gaan verliezen want het rammelt letterlijk ten allen kant! Ingeval van panne zullen wij in elk geval op niet veel hulp moeten rekenen want er is langs de weg bijna geen levende ziel te bespeuren.

Wij stoppen een eerste keer in Penzele waar wij een medische post gaan bezoeken. De mensen uit de omliggende dorpen komen van uren in het rond naar hier om toch enige medische verzorging te kunnen krijgen. Er is geen dokter aanwezig, alleen maar iemand die een verpleegkundige opleiding heeft genoten en met weinig middelen wonderen moet verrichten. Het centrum bestaat uit één groot centraal gelegen, in baksteen opgetrokken, gebouw dat omgeven wordt door een aantal lemen hutten. Achter het centrale gebouw is een redelijk omvangrijke akker aangelegd waar maniok en andere groenten worden geteeld. De verpleger vertelt ons over de ontstaansgeschiedenis van de medische post die teruggaat tot in 1930. Een blik op de consultatieruimte, wachtkamer en ziekenzaal maakt ons algauw duidelijk dat hier enkel elementaire zorgen kunnen worden verstrekt. De apotheek is zeer basic en beslaat amper twee houten rekjes maar men moet nu eenmaal roeien met de riemen die men heeft! Daarom wordt hier vooral gefocust op verschillende vaccinatieprogramma's en gezinsplanning want de opéénvolging van zwangerschappen is voor de vrouwen hier een echte levensbedreigende “kwaal” terwijl ook de kindersterfte duizelingwekkend hoog is. Een belangrijk deel van de patiënten bestaat trouwens uit vrouwen die naar hier komen zodat ze in de best mogelijke omstandigheden kunnen bevallen. Daarvoor wordt slechts een bijdrage van 1.000 FC of 1 USD gevraagd maar jammer genoeg is ook dat voor velen al te hoog gegrepen.

Voor wij definitief de grote weg naar Bikoro aanvatten rijden wij eerst nog wat rondjes in het centrum van Mbandaka. John en zijn gevolg moeten immers nog wat inkopen doen: drinkwater, de onontbeerlijke en in het huidige Congo even vitale unités voor de mobiele telefonie ....... en enkele flacons “boison énergétique”. Wanneer ik John hierover interpelleer en zo'n flesje eventjes van naderbij bekijk, stel ik vast dat het goedje maar liefst 45° alcohol bevat en dus niet alleen alle onontbeerlijke vitamines, zoals hij beweert. Het spul dat lokaal wordt gestookt is bijzonder populair. Nu ik dergelijk flesje in handen heb, valt het mij plots weer te binnen dat ik een tijdje geleden een artikel heb gelezen over het fenomeen van vermeende gezondheidsdrankjes die bij de gewone Congolese burger nogal gretig aftrek vinden. Net zoals in het artikel stond geschreven, vermeldt het etiket op het flesje zowat alle vitamines die er in de natuur te vinden zijn maar het volstaat om even vluchtig aan het goedje ruiken om te weten dat het spul voornamelijk uit vuurwater bestaat. Wanneer ik mij nogal kritisch over de aankoop uitlaat, is John niet zozeer verontwaardigd over mijn commentaar maar lijkt hij eerder in eer en geweten heilig overtuigd van de weldoende werking van het drankje.

"rode aarde die aan onze harten kleeft ", weg naar Bikoro  (Foto E. Merveillie)

Het dispensarium te Penzele ( Foto E. Merveillie)

Esther en John (Foto E. Merveillie)

Even later zijn wij alweer op weg en rijden, zij het nog steeds slechts in een gezapig tempo, in één trek door tot in Kalamba waar de weg zich splitst. Rechtdoor gaat het naar Ingende en rechtsaf wacht ons Bikoro en het Lac Ntumba maar voor het zover is moeten wij nog heel wat kilometers overbruggen. Wij nemen eerst afscheid van Joshue die zoals eerder gezegd vanaf hier zijn eigen weg gaat naar het zo'n 50 kilometers verderop gelegen Ingende. De afspraak is dat we hem hier op onze terugweg weer zullen oppikken. Voor ons kan dan nu het serieuzere werk beginnen. Het gebied tussen Kalamba en Bikoro wordt doorsneden door een veelvoud van riviertjes en dus moeten er heel wat bruggetjes worden overgestoken en die zijn niet allemaal in even goede staat. Thérèse en ik bevinden ons echter nog steeds in een zalige onwetendheid wanneer de eerste zich aandient. Het is even de adem inhouden maar de hindernis wordt toch moeiteloos genomen. Bienvernu vindt echter wel dat het nu het gepaste ogenblik is om ons mee te delen dat er nog 23 dergelijke passages zullen volgen. Ik heb al voldoende Congo-ervaring om te weten dat er ons ongetwijfeld nog enkele spannende momenten te wachten staan en ik wordt niet teleurgesteld. Ongeveer zo halfweg het traject is het zo ver! Wij moeten twee bruggetjes oversteken die niet alleen op amper enkele honderden meters afstand van elkaar gelegen zijn maar bovendien in een erg belabberde toestand verkeren. Bij één ervan is het rijvlak nog amper twee bomenstammen breed, nog net voldoende voor onze jeep.

Tussen Kalamba en Bikoro ( Foto Th. Simon)

Terwijl ik alvast uitstap om even de situatie in te schatten, wordt mijn aandacht getrokken door een boven het vlakke landschap uitstekende terp langs de kant van de weg aan de overkant van de brug. Bienvenu vertelt me dat het niet zo maar een zandheuveltje is maar een graf. Enkele weken geleden is er hier een vrachtwagen van de brug gekanteld met 17 doden tot gevolg. Alle slachtoffers werden ter plekke begraven. Inderdaad, spannende vooruitzichten dus! Nadat Thérèse, Fabrice en ikzelf te voet zijn overgestoken is het de beurt aan Bienvenu om aan zijn waagstuk te beginnen. John stapt voor de jeep uit en geeft de nodige aanwijzingen aan de chauffeur zodat deze de wielen op de juiste planken krijgt. Thérèse durft amper te kijken en zelf ben ik er ook niet zo gerust in. Als de boel het begeeft of de jeep van de planken slipt, zijn we in één klap voertuig, chauffeur en gids kwijt en kunnen wij hier voor geruime tijd gaan bivakkeren. Voor een ervaren brousse-chauffeur lijkt het echter allemaal maar een koud kunstje. Eerst zachtjesaan en dan vervolgens met een zelfverzekerd elan stuurt Bienvenu de Mitsubishi naar de overkant.

Alles wat hierna komt moet wel kinderspel zijn! Alle volgende hindernissen worden inderdaad probleemloos genomen, zij het de ene al wat gemakkelijker dan de andere maar in elk geval niets waarvoor een ervaren Congo-rat terugschrikt. Zo bereiken wij halverwege de namiddag onze bestemming waar wij al onmiddellijk halt houden bij een grote hut die, net voor het binnenrijden van Bikoro, als een soort van wegrestaurant naast de zandpiste is gelegen. Hier worden wij alvast niet met keuzestress geconfronteerd want er is alleen maar vis en chikwangue in de aanbieding. De bereiding van de vis duurt een hele poos maar het wachten loont wel want wij krijgen een kanjer van een beest voorgeschoteld dat wij onderling verdelen en met veel smaak verorberen. Kort voor de avond beginnen wij dan aan de laatste kilometers tot aan de oever van het Ntumba-meer, het eindpunt van de zandpiste vanuit Kalamba. Gezien het toch al late uur en de weldra invallende duisternis, gaan wij ons maar direct aanmelden bij de oude missiepost van de Lazaristen om er onze overnachting te regelen. 

De Missiepost van de Lazaristen in Bikoro (Foto E. Merveillie)

7. Verblijf in Bikoro en uitstap naar Mabali

Onze gastheren, de Paters Lazaristen van de Congretatio Missionis, zijn sinds 1925 in Congo aanwezig en stichtten hier, te Bikoro hun eerste missiepost. Daar bleef het echter niet bij want al in 1927 vestigden zij zich ook te Irebu waar zij de daar reeds bestaande Scheutistenmissie overnamen. Anno 2014 is de laatste blanke pater al vele jaren geleden uit Bikoro vertrokken en de missie wordt nu geheel door Congolezen beheerd.

Vandaag worden wij vriendelijk onthaald door Abbé Albert die hier zowat de boel runt. Ondanks het omvangrijk gebouwencomplex zijn er echter toch onvoldoende bewoonbare kamers beschikbaar. Het moet inderdaad gezegd dat de oude bouwwerken er bijzonder vervallen uitzien. De gastvrijheid gaat echter boven alles en Abbé Albert is dan ook zo vriendelijk om mij voor de duur van ons verblijf zijn eigen vertrekken ter beschikking te stellen. Mijn roadmate Thérèse zal noodgedwongen wel moeten uitwijken naar het verderop gelegen klooster van de Zusters terwijl John, Fabrice en Bienvenu bij familie of vrienden kunnen logeren. Wij zijn trouwens ook niet de enigen die bij de Lazaristen onderdak hebben gezocht. Er zijn hier nog steeds enkele Congolese medewerkers van een Amerikaanse NGO aanwezig, dezelfde NGO waarover onze ontbijtgast in Mbandaka ons heeft verteld, en die op inspectieronde zijn in de door hen ondersteunde scholen. Ondertussen krijgen wij ook het onvermijdelijke bezoek van de plaatselijke politiechef die het vertrouwde ritueel opvoert en ijverig de nodige informatie uit onze paspoorten begint over te pennen waarna hij het gesprek op handige wijze op de heikele kwestie van de “administratiekosten” brengt. Tegen dat alles geregeld is en alle afspraken verduidelijkt zijn is de klok al goed gevorderd en blijft er ons nog enkel de tijd om het avondmaal te nuttigen. Wij zijn hier duidelijk niet in de hoorn des overvloed beland. Abbé Albert en zijn broeders delen van harte wat er voor handen is van vis, mpondu en fufu maar het is goed te merken dat men hier met het strikte minimum leeft. En dan moet je eigenlijk nog bedenken dat wij hier waarschijnlijk aan één van de betere tafels van Bikoro mogen aanschuiven! 

Elektriciteit is hier nog schaarser dan in Mbandaka en vermits de generator maar tussen 18h en 21h draait, ga ik na het eten snel naar mijn kamer om mij te organiseren voor de nakende black-out.

 Mijn verblijf bestaat uit twee afzonderlijke, langs een tussendeur verbonden kamers. Vooraan, met uitzicht op de grote kerk is er de studeer-leefkamer van de abbé en achteraan, met uitzicht op de binnenkoer is er de slaapkamer. Beide ruimtes zijn trouwens zeer minimalistisch ingericht met een meubilair dat wat ouderdom en stijl betreft mij doet denken aan wat je te koop ziet op het Brusselse Vossenplein. De slaapkamer heeft een buitendeur zodat je via de barza naar het aanpalend gebouwtje met de toiletten kunt. Een eerste verkenning leert mij dat de stal met de sanitaire voorzieningen even bouwvallig is als de rest van de missiegebouwen en bovendien ook part-time dienst doet als hoenderhok. Er staat eveneens een oude badkuip die gebruikt wordt als reservoir voor het spoelwater en ook al zou er de hele nacht stroomvoorziening zijn, een gloeilamp is hier nergens te bespeuren. Wij zullen de zaklamp dus maar alvast klaarleggen voor een eventuele nachtelijke excursie! Na deze voorbereidende visitatie van de belendende percelen en tenslotte nog een laatste verkoelende “splash” in een emmer water kruip ik tevreden onder het muskietennet voor mijn zoveelste nacht in de tropen.

 

Eindelijk aangekomen in Bikoro  (Foto E. Merveillie)

Aan het Ntumba meer in Bikoro  (Foto E. Merveillie)

Op onze tweede dag in Bikoro brengen wij een bezoek aan het dorp en maken op de lokale markt uitgebreid kennis met de plaatselijke bevolking maar ook het natuurschoon rondom het Ntumba- meer kan ons bekoren. Of is het Ntomba-meer ? Beide benamingen lijken voor te komen ! Wij nemen het echter allemaal heel relax en genieten nog van een rustig moment want de volgende dag begint alweer het betere veldwerk. Na het schamel ontbijt dat letterlijk uit water en brood bestaat, gaan wij op weg voor een tochtje door de brousse. Doel van de uitstap is de vestiging van het IRSAC te Mabali, gelegen aan de zuidelijke oever van het meer. Het Institut pour la Recherche Scientifique en Afrique Centrale werd bij decreet van de Regent Karel opgericht in 1947 en had volgens het artikel 2 van haar statuten de opdracht om het wetenschappelijk onderzoek naar mens en natuur in Congo en Ruanda-Urundi aan te moedigen, te realiseren en te coördineren. Naast het onderzoeksstation aan de evenaar te Mabali werd er ook één opgericht in Lwiro in de Kivu. Bij de stichting werd door de Belgische staat een kapitaal van 200.000.000 BEF ingebracht en de bijkomende belofte van een jaarlijkse, door het Ministerie van Koloniën uitbetaalde subsidie.

Op weg naar Mabali ( Foto E. Merveillie)

In het laboratorium van het vroeger IRSAC te Mabali  (Foto E. Merveillie)

Na ons trektochtje door de natuur brengen wij ook nog een bezoek aan wat er overblijft van het vroegere laboratoriumgebouw wat ons meteen ook wat heerlijke verkoeling brengt. In de kantoren en het labo ziet het interieur eruit alsof iedereen heel lang geleden plots, halsoverkop is vertrokken. Allerhande paperassen, bladen met gedroogde planten erop vastgekleefd maar ook een hele verzameling van ander laboratoriummateriaal ligt her en der in zo'n wanorde verstrooid dat het lijkt of er een orkaan door de lokalen is getrokken. Het meest verwonderlijke is echter nog het zich op de eerste verdieping bevindende museum met naast een verzameling in formol bewaarde stoffelijke resten van slangen en andere specimen van de lokale fauna ook nog een aantal voorouderlijke artefacten en gebruiksvoorwerpen. Ons bezoek aan het IRSAC-domein wordt afgerond met nog een laatste wandeling tot aan het Ntumba-meer nabij het vroegere guesthouse waar ook ooit Leopold III verbleef toen die in 1958 doorheen Congo reisde. Daar nemen wij de tijd om nog wat uit te rusten en wachten geduldig op Bienvenu die ons met de jeep komt oppikken voor de terugreis naar Bikoro. Op de terugweg stoppen wij ook nog even in één van de dorpen om wat bananen te kopen want niemand van ons gezelschap heeft nog iets gegeten sedert deze ochtend. De vruchten smaken dan ook uitermate heerlijk en geven ons de nodige nieuwe energie want in de hier heersende hitte laat de vermoeidheid zich behoorlijk voelen. Bij valavond zijn wij terug in Bikoro waar Abbé Albert voor mij nog een Primus in voorraad heeft. Een buitenkansje want bier is hier maar beperkt beschikbaar. In elk geval geval geeft het gerstenat wat meer pit aan de maaltijd van fufu, bonen en een vleugeltje van “le poulet indigène”, een taai beestje bereid in een sausje van palmolie.

Video : Eddy Merveillie

Even later zitten Thérèse en ik op het buitenterras dat uitkijkt op de landingsbaan van de luchthaven en kan het lange wachten beginnen. Het vliegtuig dat ons terug naar Kinshasa zal brengen moet na een eerste tussenlanding hier in Mbandaka immers nog doorvliegen naar Gemena en zal ons pas op zijn terugweg mee aan boord nemen. Wij zijn al meteen voor enkele uren zoet want het woord doet de rondte dat er een gevoelige vertraging is op het tijdschema. Ondertussen is het aardig druk geworden op het terras. Het is er bijna ondragelijk warm maar binnenin het gebouw zonder airco of zelfs ventilator is het gewoon niet uit te houden. De kleurrijke massa laat het echter niet aan haar hart komen. De Congolese Rumba knalt oorverdovend uit de boxen en de Primus vloeit bij beken terwijl het luidruchtige en gestaag aanzwellende gesnater van de menigte zich met de muziekklanken vermengt. Het heeft één voordeel: wij dreigen hier niet in slaap te vallen en zo onze vlucht te missen! Het probleem lijkt echter anders te liggen. Er is hier geen elektronische of vocale aankondiging en wanneer er een vliegtuig landt heb je er het raden naar of het jouw vlucht is of niet. Wanneer een CAA-toestel landt kijkt dan ook iedereen naar iedereen tot er plots en als het ware uit het niets een soort algemene consensus lijkt te ontstaan: “ oui c'est le vol pour Kin !”, waarna er al even plotseling een ware stampede naar het vliegtuig op gang komt. Thérèse en ik hossen de massa achterna maar vragen veiligheidshalve toch nog eens links en rechts of wij wel de juiste kudde achternalopen. Wij blijken goed te zitten.

Terwijl mijn handbagage aan een rigoureuze fouillering wordt onderworpen, kijk ik nog eens een laatste keer om naar het luchthavengebouw en het zich daarbuiten uitstrekkende Mbandaka, het vroeger Coquilhatstad van waaruit vader en moeder 60 jaar geleden vertrokken voor een 800km lange reis naar hun standplaats Djolu.

Het broussepad begint enkele kilometers buiten Bikoro, rechts van de piste die terug naar Mbandaka leidt. Er moeten 25 km worden afgelegd tot aan de oever van het meer en het is al onmiddellijk zonneklaar dat dit geen probleemloos ritje zal worden. Het gaat werkelijk stapvoets vooruit, dwars door een dichtbegroeide jungle die bezaaid is met kleine, slechts door twee boomstammen overbrugde waterloopjes. Op enkele plaatsen is de ondergrond zo drassig en staan er zo'n enorme waterpoelen dat ik er een paar keer aan twijfel of er wel een doorkomen aan is. Ik ben bovendien niet de enige want ik bemerk dat ook Fabrice af en toe zenuwachtig zit heen en weer te schuiven en hoor John hem een paar keer de woorden “banga te” toefluisteren. Over de kunst hoe iemand op zijn gemak te stellen heeft John echter wel een heel merkwaardige opvatting. Hij vindt het nu immers blijkbaar het geschikte ogenblik om ons bij wijze van onderhoudende anekdote te vertellen hoe hij een drietal maanden geleden met een gezelschap van drie Amerikaanse wetenschappers op dit traject twee weken heeft vastgezeten en al die tijd een beroep heeft moeten doen op hulp vanuit een verderop gelegen dorp want er is hier geen bereik van de mobiele telefonie. Daarmee zijn we gewaarschuwd! Bienvenu blijft echter onverstoorbaar de ene hindernis na de andere overwinnen en na kilometers lang niets dan brousse te hebben getrotseerd, stuiten wij plots bij een open plek op de restanten van wat eens een riante koloniale villa is geweest. De ruïne, die overigens bewoond is, markeert het begin van de site van de vroegere IRSAC-nderzetting. Wij doen een babbeltje met de bewoners die ons meteen ook de weg wijzen naar de vroegere directeurswoning aan de boord van het Ntomba-meer en het nabijgelegen laboratoriumgebouw. Even later vinden wij de huidige directeur thuis. De hele toestand is een pijnlijke illustratie van Congolese absurditeit. Het IRSAC dat al jarenlang niet meer functioneert en waarvan de volledige infrastructuur in puin ligt heeft dus wel nog een directeur die echter helemaal niets meer om handen heeft en hier met zijn vrouw en kinderen in quasi totale afzondering leeft. De verrassing is dan ook groot wanneer er plots bezoekers opdagen. Het gebruikelijke Congolese hartelijke welkom valt ons ten deel en de man neemt ons met veel plezier op sleeptouw voor een wandeling door een deel van het domein. Het woud is nog altijd een habitat van vele apensoorten maar het valt niet mee om er ook enkele te kunnen spotten. De dieren leven immers hoog in de woudreuzen en de kruinen zijn zo dicht inééngestrengeld dat je niets anders ziet dan een groene, amorfe massa van bladeren en lianen waar af en toe een donkere schim van de ene tak naar de andere wipt. Hun aanwezigheid wordt echter vooral verraden door allerhande geluiden, hier en daar naar beneden vallende vruchten en niet in het minst door de doordringende geur die je op sommige plaatsen kunt waarnemen. 

Directeurswoning van het vroegere IRSAC te Mabali (Foto E. Merveillie)

8. Vaarwel Mbandaka

Twee dagen later bevinden wij ons terug in Mbandaka en is het tijd om afscheid te nemen van John en Bienvenu. Wij melden ons ruim op tijd aan op de luchthaven want het belooft weer een worsteling te worden. Zoals te verwachten is het aan de incheckbalie chaos troef en alleen met het betere ellebogenwerk maak je een kans om ook aan de beurt te komen. Aangezien overboekingen op deze binnenvluchten niet ongewoon zijn, is het zaak om zich met volle overgave in het gewoel te storten want ook met een geldig en tijdig aangekocht ticket loop je het risico op het tarmac achter te blijven éénmaal alle stoeltjes in het vliegtuig zijn bezet. Na ons verzekerd te hebben dat onze bagage op het juiste spoor wordt gezet valt er nog één en ander te regelen met de reisdocumenten bij de DGM wat verrassend genoeg aangenaam vlot verloopt. Het is weer eens wat anders! Maar nu gaat ineens de Service de Santé dwars liggen. Een dame in witte schort en gezeten aan een houten tafeltje dat bij de ingang van de wachtzaal is neergezet moet absoluut onze vaccinatiebewijzen zien wat ik enigszins bizar vind want bij onze aankomst in Mbandaka werd daar niet de minste belangstelling voor getoond. De dame, die trouwens geflankeerd wordt door een politieman als bijzitter, is echter categoriek. Wij komen er niet door zonder vertoon van het gele boekje en het neertellen van 1.000 FC.

Op de markt van Bikoro  (Foto E. Merveillie)

Reactie plaatsen

Reacties

D'hont Lode
3 jaar geleden

Dank je voor het mooie verslag over mijn geboortestad Mbandaka !!!! Het doet me iets dit te lezen !!! Dank je !!!

Honoré Vinck
4 jaar geleden

Dank voor dit mooie waarheidsgetrouwe verslag. Ondertussen is bibliothecaris er ook niet meer. Is de hout gesneden toegangsdeur tot de bibliotheek nog intact ? Sic transit gloria...
Hebt u nog meer foto's van het Centre Aequatoria ?

Honoré Vinck