In Kisantu (Foto : E. Merveillie)
KINSHASA - BAS CONGO - MAYOMBE
Reizen met een blik op het verleden
1. Verpozen in Kinshasa.
De vlucht naar Kinshasa met tussenstop in Douala verloopt voorspoedig en rond 19h30 landen we op Ndjili, de internationale luchthaven van Kinshasa. Bij het uitstappen staan we als één van de eersten op het tarmac en kunnen we ons meteen in de massa werpen die staat te dringen om in het busje te geraken dat de aangekomen passagiers naar het luchthavengebouw voert waar de paspoortcontroles en de douane aangelegenheden worden geregeld. Tot mijn grote en aangename verrassing verlopen de formaliteiten heel vlot. Geen hectische toestanden meer waarbij "officiële" en minder "officiële" personages zichzelf opdringen. De dame aan het loket geeft wel niet meteen blijk van een joviale geaardheid maar ze volbrengt haar taak met een grote, zij het dan misschien norse, correctheid. Na controle en goedkeuring legt ze mijn paspoort met een klap terug voor mijn neus, ik kan verder beschikken. Rebonjour Congo!
Aan de bagageband vind ik professor en historicus bij de KUL Zana Aziza Etambala terug die ik bij het vertrek in Zaventem al had ontmoet. Hij is hier samen met Professor Emmanuel Gerard, eveneens historicus en momenteel hoofd van het KADOC (Katholiek Documentatiecentrum). Zij bevinden zich in het gezelschap van een Belgisch-Chinese doctoraatsstudente en zijn samen op missie in verband met een studie naar de Congolees - Chinese verhoudingen waarbij vooral de verhoudingen tussen de Chinese "ondernemingsimmigranten" en de gewone Congolese burger onder de loep zullen worden genomen. Zondag voormiddag reizen zij met Hewa Bora verder naar Lubumbashi. Ondertussen heeft ook Mathieu, de chauffeur van de Procure St Anne zich, aangemeld. Ikzelf, het gezelschap van Prof. Etambala en nog een koppel dat morgen naar Mbuji Mai doorreist behoren allemaal tot Mathieus klantenbestand. Het taxibusje wordt tot aan de nok toe geladen met onze bagage. Het is een wonder dat het er allemaal ingaat en nog een groter mirakel dat ook wij er nog bij kunnen. Zo gaan we op weg naar de Procure Sint Anne, het hoofdkwartier van de Scheutisten. Er wordt in Kinshasa de laatste tijd wel degelijk letterlijk aan de weg getimmerd maar het tjokvolle taxibusje moet toch nog over en door heel wat bulten en kuilen sukkelen vooraleer we onze bestemming bereiken. We zijn te laat voor het avondeten maar er wacht een goed bed op ons en dat is ook al veel waard. Nadat we onze intrek in de kamers hebben genomen ga ik met de Leuvense delegatie iets verderop van de Procure nog een glas drinken
De volgende dag al om 6h30 uit de veren! Wassen is er nog niet direct bij. La Régideso doet al onmiddellijk haar twijfelachtige reputatie alle eer aan: er komt geen druppel uit de kraan. Naar het schijnt beschikt de Procure wel over een eigen back-up systeem van watervoorziening maar er wordt ons meegedeeld dat we moeten wachten tot de “netbeheerder” van dit systeem zich present meldt. Samen met “ de bende van Zana” schuif ik dus in ongewassen toestand aan de ontbijttafel waar ik roerei, brood en 2 stukken papay echter de kiezen werk. Aan tafel maken we kennis met een kloosterlinge “nieuwe stijl” die ons gezelschap heeft vervoegd en Bondo in de Haute-Uele als eindbestemming heeft. Blijkbaar maakt zij deel uit van een orde waar de regels veel minder strikt zijn, er geen gemeenschapsleven als zodanig is en de kloosterlingen via hun werk met beide voeten in de wereldse realiteit staan. Het gebied waar deze dame werkt, wordt meer dan eens bezocht door de gewapende bendes van Joseph Kony’s LRA (The Lord Resistance Army). Deze Oegandese krijgsheer en zelfverklaarde profeet terroriseert met zijn militie de dorpen in de grensstreek van Congo met Oeganda en Soedan. Het handelsmerk van dit onfrisse heerschap is het roven van de kinderen uit de dorpen om er dan kindsoldaten van te maken door ze aan een meedogenloze terreur bloot te stellen. Eerlijk gezegd: wie hiermee wordt geconfronteerd, heeft al niet veel meer wereldse realiteit meer nodig. Na het ontbijt ga ik bij Père Eduard, een jonge tachtiger en de in de Procure nog enige overgebleven Belgische pater, wat Dollars tegen Congolese francs omwisselen. De dagkoers is 920 FC voor 1 USD. Met 46.000 FC moeten we even verder kunnen. Wat later wuif ik vanop het balkon van de Procure Prof. Etambala en zijn collegae uit. Ze vertrekken al vroeg naar de luchthaven. De vlucht vertrekt pas om 12h30 maar je moet toch nog altijd eerst in Ndjili geraken en de check-in kan altijd enkele verrassingen in petto hebben. Ikzelf geniet nog wat van de laatste koele momenten van de ochtend en zet me aan het schrijven op het balkon. In de loop van de voormiddag komt er nog een aangename en verrassende ontmoeting uit de lucht vallen. Ik maak kennis met Gracienne, een knappe Belgo-Francaise die al enkele jaren in Congo verblijft en verbonden is aan een Spaanse NGO die een project behartigt in Befale en Djolu. Van toeval gesproken! Na het middagmaal hebben we afspraak met onze taximan voor een rondritje door Kinshasa.
Buste van Pater Raphaël de Kethulle voor het " Stade Tata Raphaël" (Foto : E. Merveillie)
Op zondag is het naar Congolese normen heerlijk rustig in de hoofdstad en kan je je relatief vlot door het verkeer begeven. Onze eerste stop is de Nautic Club, het kleine broertje van de iets verderop gebleven Yachtclub. De uitstap naar deze 2, uitsluitend voor de blanken en beter bemiddelde Congolezen toegankelijke oorden van vertier bezorgt me toch altijd een zeker wrang gevoel. Als je vanop de "Route des Poids Lourds" de afslag neemt die naar de stroom leidt, moet je immers eerst door een buurt waar de meest gore levensomstandigheden de boventoon voeren. Het feit dat je om deze 2 door het geld geregeerde oasen te kunnen bereiken eerst een ware wolk van rook en stank moet trotseren heeft iets hallucinants. De dame die de Nautic Club uitbaat is een gedistingueerde métise die ons heel vriendelijk ontvangt. Moeder was een Congolese en vader Belg: geen verrassingen daar dus! Zelf is zij gehuwd geweest met een Antwerpenaar die hier enkele jaren geleden is omgekomen bij een auto ongeval. Vroeger bezat zij in Kinshasa 2 grote kledingzaken maar de hele handel werd ten tijde van de 2 grote “pillages” die begin jaren 90 door de stad raasden vakkundig geplunderd zodat zij have en goed verloor. Het runnen van de Nautic Club bracht uiteindelijk de redding. Bovendien heeft zij nog familie die in België woont en die zij regelmatig bezoekt. Vanop het terras heb je uitzicht op de nabije stroom. Het regenseizoen mag dan wel intens zijn geweest, de droogte slaat nu evenzeer onverbiddelijk toe. Het water van de stroom heeft zich hier een heel eind teruggetrokken en de geul die pal naast het terras van de Club loopt, staat helemaal droog zodat de gasten nu aankijken tegen een aantal op het droge vastgeraakte gammele woonboten die het predikaat “Bidonville sur le Fleuve” verdienen. Er kan in de Club lekker gegeten en gedronken worden en vooral de cosa-cosa wordt door Madame Lucienne warm aanbevolen. Als wij haar moeten geloven komt men van heinde en verre om hier deze delicatesse te proeven. Wij stellen ons voor het ogenblik echter tevreden met bier en frisdrank. Daarna gaat het richting Yachtclub, een toevluchtsoord voor de nog iets beter bemiddelden en de plaats vanwaaruit men met een eigen of gehuurde boot een tochtje op de Congo kan maken. Het ziet er allemaal wat deftiger uit dan de Nautic Club maar het is nu ook niet bepaald een wereld van verschil. Er is hier wel een klein zwembad waarin de kinderen vrolijk kunnen rondplonzen terwijl de volwassenen aan de openlucht bar hangen. Na het obligatoire drankje en de kennismaking met de gerant (een Portugese métis) gaan we weer op weg. We willen eens proberen een bezoekje te brengen aan het ontluikende "Cité sur le Fleuve", de site waar men het “Congolese Dubai” wil realiseren. Een megalomaan project waarbij men midden de stroom een kunstmatig eiland opspuit om er vervolgens een paar luxueuze flatgebouwen en residenties op neer te poten. We rijden de Route des Poids Lourds terug op in de richting van Nsele om een eind verderop opnieuw een afslag naar de stroom te nemen die uiteindelijk doodloopt op de bewuste werf. De weg is afgezet en in de verte zien we gigantische heuvels zand en aarde die zich aftekenen tegen het uitzicht van de vlakke einder van de stroom. De plaats wordt met de nodige gewichtigheid bewaakt en onze toch vriendelijk geformuleerde vraag of we ons niet wat voorbij de wegversperring mogen wagen, wordt op een categorieke weigering onthaald. Wanneer we vervolgens vragen of we dan misschien enkele foto’s mogen nemen is het geduld van de bewaker zichtbaar ver ten einde. “ Geen doorgang, geen foto’s en gelieve nu op te krassen” ! wat we dan ook maar doen. Ondertussen is het toch al 17h45 als we de missie van Scheut weer binnenrijden. Tijd voor wat verfrissing en om 19h het avondmaal. De rest van de avond breng ik grotendeels door in de bar; dé plaats om alle logés van de Procure te leren kennen. Naast de Frans-Belgische antropologe is er onder andere ook een Nederlander die hier al 3 maanden verblijft. Hij is hier als vrijwilliger bij de UNO en heeft als missie de begeleiding van de voorbereidingen van de in november 2011 geplande presidentsverkiezingen. Veel geluk professor!
Sint Anna ; de Procure van de Missie van Scheut te Kinshasa
De missionarissen van Scheut, (met hun officiële benaming de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria) begonnen hun activiteiten in Congo vanaf 1889. De eerste missiepost was deze van Sinte Maria Berghe, gelegen aan de monding van de Kasaï, een post die werd overgenomen van de Witte Paters. In 1899 vestigde Scheut zich in Kinshasa (Leopoldville). Hun eerste vestigingsplaats was in Kintambo nabij de plaats waar zich nu l' Eglise Saint Léopold bevindt. In 1903 verhuisden zij naar het oostelijk deel van Leopoldstad. Met de bouw van de Sint Anna kathedraal wordt vanaf 1913-1914 de Procure van Sint Anna het zenuwcentrum van de activiteiten van de missie van Scheut in Congo. Het originele gebouw van de Procure dateert van 1920. De bouw gebeurde onder de leiding van broeder René Reygaerts. De bijgebouwen dateren van de periode 1940-1945.
Wie over het geld beschikt kan in Kinshasa, net zoals in Lubumbashi trouwens, heel luxevol logeren. Zo kunnen de meer gefortuneerden in Kinshasa onder andere terecht in het Grand Hotel of het vroeger aan SABENA verbonden hotel Memling. De prijs die er voor één overnachting moet worden afgedokt is astronomisch maar wie bijvoorbeeld zaken doet in de mijnbouw, goud of diamanten verhandelt of op de kosten van een diplomatieke zending kan teren, zal er niet om malen. Voor de minder kapitaalkrachtigen zoals ik, is er gelukkig nog altijd een degelijk onderdak te vinden bij de religieuzen. Zoals in de Procure van Scheut, of bij de Kapucijnen in Limete. Voor de verandering zijn we dit keer bij de Kapucijnen neergestreken. Kleiner en soberder dan bij de Scheutisten maar zeer sympathieke ambiance. Het feitelijke missiegebied van de Kapucijnen is gelegen in de Ubangi en de post hier in Limete doet eigenlijk meer dienst als doorgangshuis. Zo maken we kennis met een Italiaanse pater die hier wat komt uitblazen voor hij weer voor een hele poos naar Gemena vertrekt. De man is een geboren verteller en tijdens de maaltijden doet hij vaak zijn verhaal over de tijd toen Gemena het strijdtoneel was van gevechten tussen de rebellen onder leiding van Jean Pierre Bemba en de soldaten van het FARDC (Forces Armées de la République Démocratique du Congo), het officiële leger. Een periode waarin hij verschillende keren zeer benarde situaties heeft gekend. Bij etenstijd kunnen we dus telkens rekenen op een goede maaltijd en een sterk verhaal. Een ander leuk kantje aan het verblijf hier in Limete is dat zodra je het domein van de Kapucijnen verlaat je onmiddellijk midden in het straatleven staat. Het is natuurlijk niet de "cité" maar het straattoneel is in elk geval heel verschillend van "la commune de la Gombe" waar de Procure van de Scheutisten is gevestigd. Limete is immers een handelscentrum terwijl de Gombe de administratieve wijk is waar het gros van de bestuursinstellingen en heel wat ambassades zijn gevestigd. Een bijkomend en niet te onderschatten voordeel is ook dat Limete door zijn oostelijke positie in de stad dichter bij de internationale luchthaven van Ndjili ligt. De Avenue Lumumba is één van de 2 grote verkeersaders die ook dit deel van de stad doorkruist. Het kruispunt van de Avenue Lumumba en de By-Pass staat bekend als "la place de l' Echangeur". Op deze locatie vind je de fameuse 150 meter hoge "Tour de l' Echangeur", onderdeel van een tot op heden nooit afgewerkt monument en in de zeventiger jaren door een Joegoeslavische bouwonderneming opgericht. Wat verderop, met het machtige shilouet van deze toren in de rug, staat het in 2002 ingehuldigde bronzen standbeeld van Lumumba. Mijn "roadmate" Thérèse en ik gaan hier in Kinshasa eerst nog enkele bezienswaardigheden bezoeken. Daarna vertrekken we voor een reisje door de Bas Congo met een kleine uitloper in de Mayombe waar we Kangu zullen aandoen. Onze man ter plaatse is Professor Bruno Lapika-Dimomfu, hoofd van het Departement Antropololgie van de universiteit van Kinshasa UNIKIN, het vroegere Lovanium. Hij is ook de bezieler van de NGO "Maison Africaine" een organisatie die zich bekommert om kinderen die hun ouders hebben verloren ten gevolge van oa. AIDS. Daartoe verleent de organisatie steun aan een 40 tal vrouwen die instaan voor de opvang en opvoeding van deze weeskinderen. Wij zullen later tijdens ons verblijf nog met enkele van deze kranige dames kennismaken. Maar vandaag gaan we even een kijkje nemen in la commune de Ngaliema en het zich daar bevindend museum. Deze locatie is nu gemakkelijk te betreden maar onder het bewind van Mobutu was dit een plaats waar geen enkele Kinois het zou gewaagd hebben om ongevraagd een voet te zetten want in die tijd was hier het hoofdkwartier van de FARZ (Forces Armées Zaïroise) gevestigd. Het is ook de plaats waar in de koloniale tijd het standbeeld van Stanley uitkeek over de baai van de rivier. Langs een met bomen omzoomde helling rijden we naar de top van de heuvel die een prachtig uitzicht over de rivier biedt. In het park waar het aangenaam wandelen is, staan nu ook de standbeelden van Koning Albert I en het veel besproken ruiterstandbeeld van Leopold II als stille getuigen van het verleden. We gaan eerst langs in het kleine museum waar een mooie verzameling traditionele kunst staat uitgestald. Dankzij de samenwerking met onder andere het Africamuseum van Tervuren kunnen de kostbare stukken, ook al is het maar een fractie van het waardevolle erfgoed dat hier wordt bewaard, onder de beste omstandigheden worden ten toon gesteld. We krijgen een gids mee die ons heel wat informatie geeft over de betekenis en de fabricatie van de beelden, maskers en andere artefacten. Na onze rondleiding gaan we nog even een wandeling maken door het vroegere "Parc Présidentiel" en genieten van het uitzicht over de baai. We passeren daarbij ook aan het iets verderop gelegen amphitheater. Enkele weken geleden was is ik hier nog getuige van een reeks optredens van traditionele dansgroepen als onderdeel van het dit jaar in Kinshasa georganiseerde "Festival National de Gungu". Altijd leuk om eens te zien maar helemaal niet te vergelijken met "the real thing" dat je in Gungu zelf kunt beleven.
De Procure van de Kapucijnen te Limete (Foto E. Merveillie)
Met Francis en Delphin in de Academie des Beaux Arts te Kinshasa (Foto : E. Merveillie)
Oude koloniale woning te Kalina, Kinshasa ( Foto : E. Merveillie)
Het alledaagse straatleven in Kinshasa (Foto : E. Merveillie )
Ngaliema
La commune de Ngaliema ontleent haar naam aan de vroegere chef van het dorp Kintambo. Het is chef Ngaliema die in eerste instantie dit stuk grond aan Stanley afstond. Een actie waarvan de geldigheid werd aangevochten door Makoko, de koning van de Bateke die het eigendomsrecht van Ngaliema over de afgestane grond betwiste en beweerde dat het alleen aan hem toekwam om dergelijke daad te stellen. Ngaliema was, net als Makoko, een Muteke afkomstig van de rechteroever van de rivier (nu Brazzaville). De Bateke hadden in voorbije tijden de linkeroever veroverd en er de oorspronkelijke bewoners tot slaven gemaakt waarna zij langsheen de rivier verschillende gehuchten stichtten zoals Kinsuka, Ntamo (later gekend als Kintambo), Nshasa, Ndolo enzv. Chef Ngaliema en Stanley hadden aanvankelijk een pact gesloten dat na enkele onenigheid werd opgezegd door Ngaliema. Uiteindelijk kon Stanley in 1881 met de instemming van Makoko het terrein bezetten en op 3 december 1881 lag de steamer "En Avant", de boot waarmee expedities verder stroomopwaarts konden worden uitgevoerd, voor het eerst te drijven in de baai van Ngaliema. Ngaliema zelf moest zwichten voor de toenemende druk van de agenten van de Congo Vrijstaat. Hij keerde door de omstandigheden gedwongen naar de rechteroever terug waar hij omstreeks 1894 overleed. Vanuit het grondgebied van Ngaliema en Kintambo groeide het latere Leopoldstad.
Bij het standbeeld van Lumumba, Place Echangeur, Limete, Kinshasa ( Foto : E. Merveillie)
Vanuit Kinshasa kan je niet alleen leuke daguitstapjes maken naar het aangrenzende Bas Congo maar ook oostwaarts op de weg naar Bandundu is er mogelijkheid tot vertier. Vandaag gaan we op toer naar Nsele en Maluku. Maar eerst gaan we nog even langs in de kantoren van Brussels Airlines op de Boulevard du 30 Juin om onze terugvlucht te confirmeren. Er is nog lang geen sprake van naar huis terugkeren maar dan is die administratieve rompslomp ook weer achter de rug. Wat als korte tussenstop begon, draait echter nog uit op een paar spannende ogenblikken. De kantoren van Brussels Airlines zijn netjes en alles is er goed geregeld. Geen problemen dus wat de bureaucratische kant van ons oponthoud hier betreft. Ik ben nog in het gebouw aanwezig als ik plots bemerk dat er buiten enige commotie is ontstaan. Wanneer ik buiten kom zie ik dat Thérèse zich middenin het tumult bevindt. Een poging om een foto te maken van het straatgebeuren werd blijkbaar door iemand aangegrepen om luidkeels om de politie te gaan roepen en een heel drama te ontketenen. Het ergste is dat het heerschap niet alleen is maar geflankeerd wordt door een heel groepje dat zienderogen lijkt uit te breiden en zich nu "en masse" tegen ons keert. In de auto springen en plankgas geven is hier geen optie. Bovendien zijn we volledig omcirkeld en staat de jeep geblokkeerd in het nauwe straatje tussen de ingang van het luchtvaartbureau en de grote boulevard. Thérèse is zichtbaar aangeslagen door de grimmige toon die de gebeurtenis heeft aangenomen. De chauffeur houdt zich opvallend afzijdig. Zelf ben ik er ook niet helemaal gerust in en heb maar één doel: beiden zo snel mogelijk in de jeep geraken en wegwezen. Ondertussen komen de bewakingsagenten van Brussels Airlines er zich ook mee bemoeien wat samen met het vertoon van onze lidkaart van de NGO "Maison Africaine" helpt om de gemoederen te bedaren. De toon van de discussie daalt naarmate we er in slagen om het humanitaire doel van onze "zending" te benadrukken. Ten slotte slagen we er in om in de jeep te geraken en kunnen we het afbollen. Ondertussen is het tussen 11h30 en 12h00. We besluiten dan maar om het middagmaal over te slaan. Geen paniek echter! Een geoefend reiziger heeft steeds iets te knabbelen in zijn rugzak. Voor we naar Maluku doorrijden moeten we eerst nog naar la commune de Lemba waar Professor Lapika een begrafenisplechtigheid bijwoont. We gaan er nu niet speciaal heen voor de plechtigheid maar wel om er een chauffeurswissel door te voeren. Als we in het Institut Saint Théophile aankomen is de rouwceremonie, begeleid door de koperen blazers van de Kimbanguistische fanfare al in volle gang. Het lijkt wel alsof de helft van Kinshasa naar hier is afgezakt. Het ene na het andere familielid of kennis wordt via de microfoon uitgenodigd om voor de aanwezige massa publiekelijk uiting te geven van zijn verdriet om de overledene. Na het schouwspel enige tijd te hebben gadegeslagen gaan we met Titi, onze nieuwe chauffeur, op weg naar Maluku.
We rijden langs de Marché de la Liberté in Massina, voorbij Ndjili en Nsele de uitvalsweg op die van Kinshasa naar de provincie Bandundu leidt. Bij de splitsing van de weg nemen we de afslag links naar Maluku, rechtdoor gaat het richting Kenge en verder naar Kikwit. In Maluku gaan we naar een vissersdorpje aan de stroom waar nogal wat volk vanuit Kinshasa naar toe komt om er buiten de drukke stad te genieten van de zondagsrust. Wij leggen ons bezoek af in de week, we hoeven dus geen overdreven drukte te vrezen. We krijgen er een fabelachtig uitzicht op de stroom te zien. Je kunt hier immers temidden een pittoreske omgeving gemakkelijk langs de oever, tot vlak aan de stroom komen. De Congo is hier behoorlijk breed en er staat zichtbaar een zeer sterke stroming. Aan de overkant zie je het gedeelte van het "Plateau de Bateke" dat het huidige Congo- Brazaville bestrijkt. Langs de oever ligt het vol prauwen waarvan sommigen zelfs met een klein zeil zijn uitgerust. We zien hoe één van die typische "pousseurs" zich tegen de stroom in op weg zwoegt naar Mbandaka en Kisangani. De boot lijkt mij nu al meer dan overvol te zijn maar toch zijn er hier nog mensen die aan boord van deze drijvende stad willen. Met hun prauwen varen zij langszij de immense duwboot. Sommigen klimmen gepakt en gezakt, zelfs met pluimwee en geit incluis, aan boord terwijl anderen dan weer van de gelegenheid gebruik maken om een handeltje te drijven.
Op de markt van Lemba (Foto E. Merveillie)
In Maluku (Foto : E. Merveillie)
Op het domein van Nsele (Foto E. Merveillie)
Ruïne (uit het Mobutu tijdperk) van het Chinees paviljoen in Nsele ; (Foto E. Merveillie)
De drank- en eettenten langs de oever daarentegen zijn vandaag gesloten want die doen hier alleen op zondag goede zaken. Na onze wandeling langs de rivier gaan we ook nog een ommetje maken op een kleine lokale markt. Iets verderop gaat het terrein echter weer bergafwaarts naar de stroom toe. Het is blijkbaar een plaats waar de mensen zich van water komen bevoorraden. Men schept hier hele emmers en teilen vol. We gaan erop af en terwijl we de plaats naderen, bemerken we een klein meisje van misschien amper 10 jaar oud dat in het gezelschap van haar nog jongere broertje een met gevulde jerrycans volgeladen kruiwagen de helling opduwt. Een inspanning die niet in één keer te doen is, zeker niet aangezien de laatste meters redelijk steil omhoog gaan. Thérèse is bijzonder verontwaardigd bij de aanblik van dit tafereel en wordt al helemaal nijdig wanneer zij enkele mannen in het vizier krijgt die met hun visgerief over de schouder vrolijk keuvelend de helling opkomen en het kind straal negeren. Wij spreken het meisje dat ondertussen boven tot bij ons is geraakt aan en "testen" ook eens het gewicht van de kruiwagen. Respect ! zou ik zo zeggen. We geven haar en haar broertje een flinke matabish, het kan er ten slotte van af. Onderhand is het wel tijd geworden om de terugweg aan te vatten maar niet zonder ook nog even halt te houden in Nsele. We willen er even het voormalig presidentieel domein met zijn in Chinese stijl opgetrokken bouwwerk verkennen. Wanneer we bij een groepje mensen dat langs de kant van de weg zit naar de juiste toegangsweg informeren, bieden deze aan om hun zoontje als gids met ons mee te sturen. Dat lijkt ons een goed idee om wat tijdswinst te kunnen boeken en dus schuift Valentin bij ons mee in de wagen. Op zijn aanwijzingen zijn we al vlug waar we zijn willen. De Chinese bouwsels staan er maar verkrot bij. Positiever zijn de op dit domein ondernomen landbouwproject en de viskwekerij. Ook hier kan een wat beter bij kas zijnde Kinois op zondag terecht voor een hapje en een drankje in een rustige en groene omgeving. Bovendien is een deel van het grondgebied ook natuurreservaat. Ter afronding van onze uitstap gaan we nog even wat uitblazen op een terras, midden op één van de hier aangelegde vijvertjes. Daarna gaat het definitief richting Limete nadat we eerst nog Valentin zijn verdiende loon hebben betaald en weer veilig thuis hebben gebracht.
Tussen Kimpese en Matadi (Foto E. Merveillie)
2. Met Roger en Jacques op weg door Bas Congo
We verlaten Kinshasa langs de deelgemeenten Selembao en Mont Ngafula en nemen de RN1 richting Matadi. Professor Lapika heeft ons toevertrouwd aan de goede zorgen van zijn assistent Roger, een zeer aimabel man. Langzaam gaat de stedelijke omgeving over in een mooi groen en heuvelachtig landschap. Voor we ons echt op weg naar Matadi kunnen begeven moeten we echter eerst nog voorbij de payage ter hoogte van Kasangulu. Het gedwongen oponthoud van het verkeer dat hier langs komt, biedt natuurlijk een gedroomde gelegenheid voor al wie iets te verkopen heeft. Vooral drank, koekjes en andere etenswaren gaan hier vlot van de hand. Thérèse maakt alvast iemand gelukkig met de aankoop van enkele rolletjes pepermunt. Na betaling van het tolgeld zijn we dan definitief gelanceerd voor onze trip door de provincie Bas Congo. De bochtige weg slingert zich over de groene heuvels. Het wegdek is in prima staat, iets wat Jacques, onze chauffeur, weet te waarderen want we merken algauw dat hij duidelijk weet waar het gaspedaal staat. Het tempo zit er goed in.
Het Congolese wagenpark : niet helemaal gemoderniseerd (Foto E. Merveillie)
Le Jardin Botanique van Frère Gillet te Kisantu ( Foto E. Merveillie )
Keba, ngando ! (Foto E. Merveillie )
Afgezien van enkele zich nog moeizaam voortbewegende en onder enorme hopen maniok en andere landbouwproducten kreunende autowrakken is er op dit deel van de weg niet veel verkeer. Het zijn hoofdzakelijk mensen die vanuit het aangrenzende platteland naar Kinshasa gaan om er op de markten hun oogsten te verkopen. Sona Bata is de eerste plaatsnaam die bij mij een belletje doet rinkelen. Naast het feit dat ook hier zich ooit de obligatoire missiepost bevond, is het vooral, en voor de Congolezen in eerste instantie, de geboorteplaats van Franco Makiadi Luambo. Deze legendarische figuur overleed in 1985 en wordt tot op de dag van vandaag door velen nog altijd beschouwd als de absolute grootmeester van de Congolese Rumba. Het is ook ter hoogte van Sona Bata dat men de hoofdweg kan verlaten om de zandpiste richting de watervallen van Zongo op te rijden. Dat zal voor ons echter voor een volgende keer zijn. Wij vlammen door, en met Jacques aan het stuur is het woord zeker op zijn plaats, naar Kisantu. Daar zullen we een bezoek brengen aan de grote missiepost van de Jezuïeten, zijn imposante kathedraal en de beroemde botanische tuin. Wanneer we Kisantu bereiken is de grote kathedraal het eerste wat we gaan bekijken.
Het indrukwekkende bouwwerk staat momenteel in de steigers voor een broodnodige restauratie maar er is toch nog voldoende van het gebouw te zien om onder de indruk te komen van de omvang en schoonheid ervan. We willen ook eens langsgaan bij het verblijf van de paters. We komen echter blijkbaar aan de deur bellen net op het moment van de siësta. Een aan de gebouwen rondslenterende portier wil wel iemand van onze aanwezigheid op de hoogte brengen en even later komt een zwarte pater waar duidelijk aan te merken valt dat we zijn dutje hebben verstoord, aangesloft. Hij staat ons echter vriendelijk te woord. Blanke paters zijn er hier blijkbaar niet meer. Van daar gaan we langs het "Hôpital Saint Luc" dat bekend staat als een van de beste ziekenhuizen uit de wijde omtrek en belanden uiteindelijk bij de Vlaamse zusters van Virgo Fidelis die zich hier al een leven lang inzetten voor de goede zaak en naast de hele resem van de in Congo gebruikelijke medische problemen vooral het lot van jonge zwangere meisjes ter harte nemen. De meisjes worden door hun jonge leeftijd en de onhygiënische omstandigheden waarin zij bevallen immers vaak het slachtoffer van gecompliceerde fistels. De operatie en verzorging van dit lichamelijke trauma is iets wat hier hoog op de agenda staat en waarvoor er ook geregeld medische hulp wordt geboden door het Universitaire ziekenhuis van Leuven. In het verblijf van de Zusters worden we ontvangen door de enige zuster die momenteel aanwezig is maar we maken er ook kennis met 2 Vlaamse studentes die net in Kisantu zijn aangekomen en hier een maand lang vrijwilligerswerk komen doen. Zij zullen actief zijn in het ziekenhuisklasje dat verbonden is aan het hospitaal Saint Luc en waar de in behandeling zijnde kinderen niet enkel les kunnen volgen maar ook spelletjes kunnen doen en andere leuke bezigheden die het leed wat kunnen verzachten. We komen eigenlijk als geroepen. Ze waren net van plan om een uitstapje te maken naar de Botanische tuin maar de chauffeur waarmee ze hebben afgesproken komt maar niet opdagen. Aangezien de "Jardin Botanique" onze volgende bestemming is, geven we Jorien en Elise een lift. Een medewerkster van de "Jardin" geeft ons daar een interessante rondleiding, zeker voor een complete "tuinbarbaar" zoals mezelf. Bij mij thuis in de tuin kan ik al maar met moeite het onkruid van de planten onderscheiden, laat staan hier in Congo! Na de rondleiding moeten we echter zonder dralen onze weg voortzetten. We willen vandaag immers ook nog eens de Sucrerie van Kwilu-Ngongo gaan bezoeken en de tijd gaat snel.
Kathedraal van Kisantu : de grote Jezuïetenmissie te Kisantu ( Foto E. Merveillie)
De kathedraal van Kisantu
De Jezuïeten vestigden zich vanaf 1893 in Neder Congo. Hun missiegebied stond er in de periode van de Congo Vrijstaat bekend als de Kwangomissie (geografisch eigenlijk een foutieve benaming). Aanvang 1893 kwamen zij aan in Kibangu maar verhuisden nog in juli van hetzelfde jaar naar Kimwenza. Tegen eind 1893 werd dan een missie te Kisantu opgericht die zij "Bergeyck Sint Ignatius" noemden vanwege een gift van 25.000 frank geschonken door de graaf Bergeyck. De kathedraal van Kisantu werd gebouwd in de periode 1926 - 1936. Bouwmeester was René Vandermeersch. Hij werd geboren in 1895 te Oostnieuwkerke en trad in 1910 in bij de Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes. Broeder René werkte als onderwijzer. Hij had een bijzondere interesse in het bouwvak, waarin hij zich na de schooluren in zijn vrije tijd steeds meer bekwaamde. Hij werd als missionaris uitgezonden naar het toenmalige Belgisch Congo. Daar werkte hij als bouwmeester-aannemer in het vicariaat van Kisantu. Met ongeschoold personeel en primitieve middelen bouwde hij kerken, kapellen, kloosters, scholen en een seminarie. De kroon op zijn werk was de bouw van de kathedraal van Kisantu. Na 35 jaar keerde hij in 1966 terug naar België. Op 10 april 1971 overleed hij te Gentbrugge.
"Sucrérie de Kwilu Ngongo", in de koloniale tijd gekend als "Kwilu Moerbeke" (Foto E. Merveillie)
Onderweg in Bas Congo (Foto E. Merveillie)
Jacques zet resoluut zijn voet op het gaspedaal. Op deze manier gaat het natuurlijk wel goed vooruit maar het is ook de bedoeling dat we het allemaal nog kunnen navertellen en we manen hem dan ook enige keren tot kalmte aan. Iets voorbij Mbanza Ngungu moeten we toch nog even naar de weg informeren. Wegwijzers zijn hier niet te vinden zodat als je de hoofdweg verlaat en de foute zandpiste opdraait, je jezelf na een paar uren wel eens in Angola zou kunnen bevinden. De man aan wie we het vragen lijkt heel zeker van zijn stuk maar ik schrik toch even van de afstand die hij opgeeft. We zouden zeker nog wel 40 kilometer piste te goed hebben en het is nog maar de vraag hoe die er zal bijliggen. In elk geval zijn we zeker voor een uurtje of twee vertrokken. Aan dat tempo zullen we misschien nog net op tijd komen om de poorten van de Sucrerie te zien dichtgaan en zelfs dat betwijfel ik. Enfin, we zijn nu zo ver, we gaan er maar voor!
Als het aan Jacques ligt zal er zeker niet nodeloos worden gedraald. Hij stuurt de jeep de aardeweg op en binnen de kortste keren razen we er vandoor met een enorme stofwolk in ons spoor. Een tiental kilometer is de weg nog aardig vlak en is het vooral een stoffige bedoening. Dit stuk leidt nog door een soort half - savanne met een toch wel dicht maar laag struikgewas als begroeiing langs weerszijden van de zandpiste. Voor de rest van de weg rijden we echter nog slechts omgeven door onmetelijke suikerrietvelden. Het is net alsof je middenin een doolhof aan het rijden bent. Wat erger is: de staat van de piste verbetert er niet op. Het is weer hobbelen geblazen. Even denk ik dat ik terug in Katanga ben verzeild geraakt, op weg naar Mokabe Kasari. Maar ten slotte blijft het hier op deze piste best nog wel meevallen. Af en toe komt er vanuit de andere richting een vrachtwagen met in de laadbak een groepje werkvolk dat van het veld, of misschien wel de fabriek, terugkeert. Het begint al aardig laat in de namiddag te worden. Alvorens we de fabriek in zicht krijgen passeren we eerst nog door een tweetal kleine woonkernen met oude koloniale huizen waar we trouwens nog eens informeren want op deze plaatsen zijn er telkens ronde pleintjes waar verschillende weggetjes op uitkomen. Als het toch wel enorme fabriekscomplex eindelijk opdaagt loopt het al tegen 17h30.
Het wordt al snel duidelijk dat we er niet in zullen komen. De wachtpost vraagt ons naar de voorafgaandelijke schriftelijke toelating om de percelen te betreden en dat kunnen we helaas niet voorleggen. We palaveren nog wat met de bewakers maar die laten zich niet vermurwen: "il faut comprendre Monsieur: la sécurité avant tout"! Ok, 1- 0 voor hen! Ze hebben gelijk. We presenteren ons hier immers "à l'improviste". Ik kan het hen dus niet kwalijk nemen. We moeten ons tevreden stellen met een verkenning van de wijde omtrek waar we het reilen en zeilen kunnen gade slaan. Zelfs al zijn we dan niet binnen geraakt het was toch wel een mooie rit tot hier en het is best wel mooi om zo de zon te zien ondergaan boven de enorme vlakte van de suikerrietplantage. Inderdaad, allemaal mooi maar nu hebben we nog een heel eind voor de boeg. We haspelen de terugweg over de zandpiste af in volslagen duisternis en als we weer de hoofdweg naar Mbanza Ngungu oprijden is het zeker al 21h. Het oorspronkelijke plan was om hier te overnachten maar nu we toch in volle" schwung" zijn rijden wij nog even door naar Kimpese waar Roger ons bij één of andere protestantse kerkgemeenschap onder de pannen brengt. Ze hadden er hier duidelijk niet meer op gerekend dat er nog volk zou komen aankloppen. Het is even zoeken naar de verantwoordelijke maar het komt in orde. Geen luxe maar we kunnen veilig de nacht doorbrengen. Eindelijk is het dan ook tijd om eens iets stevigs te nuttigen. Wij zetten de bagage in onze logies af en we gaan op weg, op zoek naar een geschikte eettent. Roger kent het hier zo'n een beetje en troont ons mee naar een etablissement met de welluidende naam "L' île de Patmos". Geen vier sterren restaurant maar het ziet er niet slecht uit. Het is laat, we zijn allemaal vermoeid, hongerig en dorstig maar het wordt echter nog komisch, zo laat op de avond. L'île de Patmos" is blijkbaar een restaurant met een volle kaart maar ook lege kasten. Slechts bij onze 4e poging is wat we wensen te bestellen ook voorradig. De "patron" blijft er echter onverstoorbaar en met zijn breedste glimlach bij staan. Het wordt voor iedereen "poullet à la braisse" met bakbananen en een Primus bier of een sucrée Vital O. Nakaartend over de voorbije dag laten we het ons goed smaken waarna we vervolgens goedgeluimd en voldaan ons nachtelijk onderdak gaan opzoeken.
Normaalschool in Kimpese met zicht op het Kristalgebergte, deel van de vroegere karavaanweg tussen Matadi en Leopoldstad (Foto E. Merveillie)
Ochtend in Kimpese (Foto E. Merveillie)
Als ik de volgende ochtend vanonder het muskietennet uit bed stap, ben ik niet zo bijster goed uitgeslapen. Ook Thérèse zit er maar met kleine oogjes bij. Het maken van nachtlawaai moet in Kimpese een way of life zijn. Nog maar net had ik mijn vermoeide hoofd in het kussen laten wegzinken of er ging in de buurt een religieus zang en muziekfeest van start waarbij de fanfares van de Kimbanguisten aardig van jetje gaven. Pas tegen het ochtendgloren werd er een punt achter gezet. Ook al haalde de vermoeidheid het uiteindelijk dan toch van het feestgedruis, van slapen is er niet veel in huis gekomen! De gastvrouw serveert ons 2 hard gekookte eieren en wat brood met instant koffie of thee als ontbijt. Jacques en Roger die ergens anders hebben overnacht komen ons wat later oppikken en al vlug zijn we onderweg naar Matadi. De rit verloopt zonder problemen al wordt het wel steeds drukker op de weg. Naarmate we Matadi naderen neemt vooral het vrachtverkeer zichtbaar toe. Hier zit van alles op de baan: gloednieuwe trucks maar ook heel wat aftandse tientonners die zo amechtig de hellingen naar boven tuffen dat je je soms afvraagt of ze wel de top van de heuvel zullen halen. In elk geval ben ik blij dat we nooit te lang achter zo'n een gevaarte blijven hangen want als zoiets achteruit bolt en door zijn remmen gaat zijn we er beslist geweest. Er komt ook al heel wat tegenkomend verkeer zodat op deze heuvelachtige en bochtige route elk inhaalmanoeuvre goed getimed moet worden. Overdreven snelheid en roekeloos inhalen zorgen op deze weg voor een hoog percentage ongevallen en een aanzienlijke dodentol. We zullen daar later nog de bevestiging van krijgen. Net voor Matadi zijn er wegenwerken aan de gang. Op de laatste heuvel voor het binnenrijden van de stad worden een paar bochten breder gemaakt. Er gebeurden hier te vaak ongevallen omdat de zware vrachtwagens elkaar op bepaalde punten nog nauwelijks zonder gevaar konden kruisen. Een van die plaatsen is de bocht die ooit op het eerste tracé van de spoorlijn van Matadi naar Leopoldstad ( toen ook nog vaak Stanley Pool genoemd) lag en waar nu een herdenkingsplaat in de rotsen is vastgemaakt. Voor je de eigenlijke stad binnenkomt zie je al de eerste huizenwijken die als vogelnesten tegen de rotswand lijken aan te hangen. Voor de toerist een pittoresk plaatje maar Roger wijst er ons al vlug op dat de bewoners van deze huizen tot de armsten van Matadi behoren en niet of nauwelijks over elektriciteit of stromend water beschikken. Het laatste stuk van de toegangsweg lijkt één grote markt. Aan beide kanten van de weg staan er kraampjes en lopen er mensen hun waar te koop aan te bieden. Matadi is gezellig druk. Het is niet de bedoeling dat we nu lang blijven rondhangen. We doen een eerste verkenningsrondje maar zullen op de terugweg de zaken eens van dichterbij bekijken. Na te hebben getankt gaan we verder richting Boma.
Daarvoor moet je langs de Pont Maréchal de rivier oversteken. De Pont Maréchal werd begin de jaren 1980 op vraag van Mobutu gebouwd door de Japanners en die hebben ook al die jaren, tot op de dag van vandaag het onderhoud ervan verzekerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit wellicht zowat het best onderhouden infrastructuurwerk is dat ik tot nog toe in Congo heb gezien. Uiteraard moet er voor de oversteek tol worden betaald. Dat gaat verrassend vlot. We willen toch wat van het uitzicht genieten en besluiten daarom Jacques alleen met de jeep vooruit te sturen terwijl wij er een wandeling van maken. We bewonderen het panorama met zicht op de rivier en zijn beide oevers vanaf het midden van de brug. Onze wandeling valt trouwens niet zo kort uit. De brug is behoorlijk lang en dan moeten we nog tot op de zogenaamde " Place des 5 Chantiers" om Jacques en de jeep terug te vinden. Daar wacht ons nog een verrassing want we krijgen er het gezelschap van een militair die aan deze kant van de brug deel uitmaakt van de post waar de reizigers komend vanuit de richting Boma hun tolgeld moeten betalen. De kerel denkt waarschijnlijk "aha, 2 blanken alleen op stap!". Hij wil ons een 2e keer doen betalen. We geven blijk van onze verwondering: dat je moet betalen om een brug over te geraken, tot daaraan toe, maar betalen om weer van een brug af te geraken, dat heb ik nog nooit gehoord. De man meent het echter ernstig en argumenteert bloedserieus: "monsieur, il faut comprendre, il y'a deux postes un là bas et un ici. Et au postes, il faut payer, c'est logique”. Van zoveel logica sta ik wel even te kijken. Natuurlijk is de kerel niet zo dom en weet hij best dat het allemaal nergens op slaat, maar het is altijd het proberen waard. Ondertussen is ook Roger bij ons gekomen. Hij mengt zich in de discussie. We geven het gesprek een draai waarbij de militair wordt geprezen voor zijn beroepsijver maar dat hij nu ook niet moet gaan overdrijven en dat dit niet de manier is om de mensen die in Congo reizen ertoe aan te zetten om in hun thuisland reclame te maken voor dit prachtige land en zijn gastvrije bevolking. Het draait erop uit dat we nog een hele poos met de man over en alles en nog wat blijven doorbomen maar ten slotte gaan we toch "gratis" en met zijn hartelijke groeten van de brug af.
De Congorivier bij Matadi (Foto E.Merveillie)
Matadi, de rotsenbreker (Foto E. Merveillie)
De karavaanroute
Tot in 1898 moest het traject Matadi-Leopoldstad (Kinshasa) te voet worden afgelegd langs de beruchte karavaanroute. Tussen Matadi en Kinshasa is de stroom immers onbevaarbaar en de spoorlijn werd pas op 06/07/1898 in gebruik genomen. Dat een tocht langs de karavaanroute waarbij men onder andere doorheen de vallei van de Mpozo en over het Kristalgebergte moest trekken, geen plezierreisje was, kan men o.a lezen in het reisjournaal ‘Twee jaren in Congoland” van de scheutist E.P Constant de De Deken die tussen 1892 en 1894 de tocht 4 keer volbracht. Uit het relaas van Pater De Deken komt ook duidelijk naar voor dat het afleggen van de route vooral voor de Congolese dragers een helse klus was. Op de route waren Lukunga en Manyanga belangrijke posten omdat dit draaischijven waren in het aanwerven van dragers. Het monument dat in Matadi te zien is, is dat van de Bula Matadi, de Congolese arbeider die een weg door de rotsen moet hakken. Het monument voor de dragers van de karavanen is te vinden in Mpozo.
Vooraleer we doorstomen naar Boma en omstreken wil ik eerst nog even een kijkje gaan nemen op de plaats waar je hier vroeger de bak kon nemen om de rivier over te steken. Een jaar geleden heb ik er met een ander reisgezelschap ook halt gehouden en daar was toen een heel mooi uitgebouwde, spiksplinternieuwe drank- en eetgelegenheid te vinden. Op het baantje dat naar de rivier afdaalt worden we nog op wat spektakel getrakteerd. Een groepje mannen dat de helling naar boven komt heeft een prauw vastgemaakt aan een voor hen uit rijdend voertuig en laten zich zo op sleeptouw nemen. Het toch niet zo kleine bootje schuurt met een hels kabaal heen en weer slingerend over het verharde wegdek. De bende heeft zichtbaar dolle pret maar we moeten nog opletten of het gevaarte komt nog in botsing met onze jeep. Beneden gekomen heb je vanaf de vroegere aanlegplaats van de bak een mooi zicht op de Congo en het aan de overkant gelegen Matadi. Toch krijgen we nog een onaangename verrassing te verwerken. Ik had gehoopt om hier een hapje en een drankje te kunnen nuttigen maar het etablissement "Le Pic - Nick" dat er vorig jaar nog zo gastvrij bij lag heeft al de deuren gesloten en de ontmanteling van de infrastructuur is is al in volle gang. Als het vlug gaat in Congo, dan blijkbaar meestal niet in de goede richting. Jammer, want het was een mooie locatie om even te vertoeven. Het is nu eenmaal een realiteit waar je bij het plannen van reizen in Congo moet rekening mee houden. Het ene jaar is er een bepaalde dienst beschikbaar, kan je een bepaalde site bezoeken of iets geregeld krijgen, maar niets garandeert dat een jaar later zulks nog tot de mogelijkheden behoort. We moeten dus zonder maaltijd verder. Gelukkig kan ik altijd beroep doen op mijn voorraad knabbelkoeken die ik steeds in mijn rugzak zitten heb. Het is behoorlijk warm vandaag en eigenlijk is het belangrijker om voldoende drank in voorraad te hebben maar ook daar is voor gezorgd. De weg naar Boma ligt er vanaf hier iets slechter bij dan het stuk voor Matadi maar is naar Congolese normen toch nog steeds een boulevard te noemen. Het gaat vrolijk op en neer. Toen ik een jaar geleden door deze streek reisde was het regenseizoen zowat ten einde en kon je genieten van een overweldigend groene natuur. Nu zijn we juli, het droge seizoen, en de flora is behoorlijk verdord. Er valt dus minder kleurenpracht te bewonderen maar de panorama's zijn er niet minder fraai om.
We kiezen er voor om eerst eens ons geluk in Inga te gaan beproeven. Bij de splitsing van de weg laten we Boma voorlopig dus links liggen en gaan rechtdoor. De stroomversnellingen van Inga en de daar gebouwde krachtcentrales zijn wereldwijd een begrip en voor Congo van kapitaal belang voor de productie van elektriciteit. Zelfs de mijnindustrie in Katanga draait grotendeels op stroom die vanuit Inga wordt geleverd. Zonder twijfel interessant om te bezoeken maar dat loopt wel van geen leien dakje. Al ettelijke kilometers voor Inga worden we bij een militaire wegbarrage staande gehouden en hier wordt niet gelachen. Er staat een groot bord langs de kant van de weg: "S.N.E.L INGA vous souhaite le bienvenue" maar zo welkom zijn we nu ook weer niet. De papieren zijn niet in orde. We hebben blijkbaar één of andere machtiging nodig die we in de kantoren van de SNEL (Société National de L'Electrictité) te Matadi hadden moeten vragen. Het hele eind terug naar Matadi rijden, ziet niemand van ons gezelschap zitten. Het alternatief is dat we proberen om het papier in Boma te bemachtigen en dan morgen terugkomen. Onze hele discussie wordt aandachtig gevolgd door een heerschap dat langs de kant van de weg gezeten in een tuinstoel onder een boom ons gadeslaat. Wanneer hij hoort dat we van hier naar Boma vertrekken spitst hij de oren en even later zit hij bij ons achteraan in de laadbak van de jeep. Blijkbaar zat hij daar geduldig te wachten tot er eens iemand langs zou komen die de richting van zijn bestemming uit moest. Zo rijdt hij een heel eind met ons mee tot we hem ergens in een klein baandorp afzetten. Daarmee hebben we toch al één goede daad gesteld vandaag. Bij de tweesprong op nog zo'n 30 kilometer van Boma kiezen we, na een korte pauze in een nganda, de weg naar Tshela met als doel de missie van de Scheutisten te Kangu waar we in de late namiddag aankomen. Naast de kerk bezoeken we er ook de nabij gelegen school. Voor Thérèse een bijzonder moment want hier heeft een neef van haar nog als leraar voor de klas gestaan. Het is al veertig jaar geleden. Uiteraard zijn de kansen klein maar het is toch jammer dat we er niemand meer kunnen vinden die hem eventueel nog zou gekend hebben. Zelf heb ik in dergelijke oorden altijd bijzondere aandacht voor de kerkhoven. Dat mag luguber lijken maar ik vind het fascinerend om bij zo'n grafsteen stil te staan.
Prauwen op de Congo rivier te Boma (Foto : E. Merveillie)
Bij zulke momenten zijn er zovele vragen die opkomen: wat heeft die persoon ertoe gebracht om naar Congo te komen, wat heeft hij hier allemaal beleefd, heeft het aangegane avontuur hem ook gebracht wat hij er zelf van verwachtte, zijn er in de archieven ergens nog sporen te vinden die een verhelderend licht over dit leven kunnen werpen....? We blijven in Kangu rondwandelen en genieten er van de mooie omgeving tot de zon ondergaat. Nu moeten we nog naar Boma. De Mayombe is nog echt een rurale streek. Langs de kant van de weg loopt het dan ook vol mensen die met volgeladen manden op de rug of hun zwaar bepakte fietsen voortduwend, van het veld naar huis terugkeren. Maar er is ook behoorlijk wat verkeer van vrachtwagens. Het is dus weer oppassen geblazen want we rijden voor het grootste deel van het traject in bijna volslagen duisternis en op heel wat plaatsen is de weg ook helemaal vernield. We geraken echter zonder kleerscheuren waar we moeten zijn. Het is zeker al voorbij 21h als we in Boma aankomen. Het eerste wat we doen is iets te eten zoeken. Het is al weer een hele poos geleden dat we iets consistent tussen de kiezen kregen. Maar klagen zou misplaatst zijn, voor de overgrote massa van de Congolezen zijn 3 maaltijden per dag immers een ongekende luxe. De belangrijkste maaltijd wordt hier doorgaans 's avonds genuttigd. Het is de 2e keer dat ik in Boma ben en ik moet zeggen dat deze stad mij wel bevalt. Er lijkt mij hier een heel gemoedelijke sfeer te hangen. Roger neemt ons mee naar "Le Parisien", een van de populairste bar-restaurants. In het droge seizoen is het hier in deze streek 's avond nog wel warm maar het blijft toch aangenaam en gemakkelijk te verdragen. Er is immers niet die drukkende vochtigheid die hier tijdens het regenseizoen wel heerst.
In Boma (Foto E.Merveillie)
Vanochtend gaan we naar het Pierdy Palace waar we ditmaal kunnen ontbijten met wat meer stijl. Na de slappe kost die ons te Kimpese werd voorgezet, doet het goed om nog eens een hartige ochtendmaaltijd te gebruiken. Ondertussen gaat Roger al aankloppen bij het kantoor van de SNEL want we gaan alsnog proberen om de machtiging te krijgen voor een bezoek aan Inga. De man die de nodige stempels en handtekeningen moet zetten is echter nog niet op kantoor en van enige delegatie van bevoegdheid kan hier blijkbaar geen sprake zijn. We zullen ons dus later in de voormiddag nog eens aanmelden. Dat laat ons de tijd om wat in Boma rond te kuieren en natuurlijk de lokale toeristische attracties te gaan bezichtigen. Hier slaat de Congolese administratie weer toe. Wij moeten ons in regel stellen met de eisen van de Office National du Tourisme, wat er in de praktijk natuurlijk op neer komt dat er moet worden afgedokt. Voor die prijs krijgen we er echter ook een heuse gids bij die ons ter plekke het verhaal doet hoe Stanley na een reis van 999 dagen dwars door Congo plots tot éénieders verrassing te Boma opdook. Volgens de overlevering zou hij dan de nacht in de nu hier nog te bezichtigen beruchte baobab hebben doorgebracht. Een leuk verhaal maar natuurlijk volledig uit de lucht gegrepen. De aankomst van Stanley te Boma staat onder andere in detail beschreven in het boek " Vingt années de vie Africaine" van Alexander Delcommune die getuige was van het hele gebeuren. Aan de stroom vind je ook het huis Fisher. De vroegere woonst van een Duitse handelaar. Daar staan ook de wrakken van wat, naar men toch beweert, de eerste auto's moeten zijn geweest die in Congo rondreden. Er blijft in elk geval niet veel meer van over. Ik heb wel eens foto's gezien van enkele jaren geleden en toen verkeerden ze toch in een duidelijk betere staat. Ondertussen is het chassis en de vier wielen zowat het enige wat er nog rest. Van op de barza van het huis heb je een mooi uitzicht over de rivier. Wat verderop ligt de "Auberge du vieux port" waar je aan de boord van de Congo een terrasje kunt doen en er ook mogelijkheid tot overnachten is. Daarna bezoeken we de beroemde metalen kerk waarvan de restauratie nu voltooid is, en ook de voormalige residentie van de Gouverneur-generaal. Dit laatste gebouw, dat net als de kerk volledig in metaal is opgetrokken, werd vroeger door de inwoners van Boma in de wandeling het sardienenblik genoemd. . De metalen platen voor de constructie van de kerk en de gouverneursresidentie werden geproduceerd door de Forges d'Aseau in de streek van Charleroi en nadien als een soort bouwpakket naar Congo verscheept. In Boma vind je ook het oude kerkhof uit de pionierstijd. De begraafplaats is nu in een kleine wildernis herschapen en de grafstenen en monumenten zijn intussen van alle ijzerwerk beroofd. Twee kruisen zijn er in een opvallend betere staat en moeten ongetwijfeld ooit door de nazaten van de overledene gerestaureerd zijn. Het ene is het graf van een Deen die, net zoals vele andere Scandinaven, hier in de tijd van de Congo vrijstaat heeft gediend. Het tweede dateert uit dezelfde periode en is de laatste rustplaats van de hier in 1888 overleden Belgische militair Charles Warlomont. Kort voor het middaguur hebben we onze toeristische rondgang afgerond en melden wij ons opnieuw aan de poorten van de SNEL. De gemachtigde ambtenaar die voor onze papieren moet zorgen is, naar men ons meedeelt, vandaag niet op kantoor verschenen en wanneer hij eventueel zal opdagen is iets waar iedereen het raden naar heeft. We besluiten dan maar om de trip naar Inga te schrappen want Joost mag weten hoeveel tijd we hier anders nog kunnen verliezen. We beginnen dus aan de terugweg naar Matadi. Even buiten Boma komen we langs de plaats van het ongeval waar de laatavondgasten in het Foyer Sainte Enfance het deze morgen over hadden. Een grote vrachtwagen waarvan de stuurcabine totaal is verhakkeld, ligt na een afdaling in de buitenkant van een bocht in de wegberm gekanteld. Rond de plaats van het onheil kampeert een hele groep mensen die gelaten op hulp wachten of op een kans azen om bij één of andere passant een lift te versieren. Jacques stopt en informeert bij één van hen naar de stand van zaken. Er zijn een tiental gewonden maar voor de chauffeur, zijn "convoyeur" en twee andere medepassagiers heeft het ongeval een dodelijke afloop gekend. Blijkbaar was er geen ander voertuig bij de zaak betrokken en is overdreven snelheid de enige oorzaak.
De eerste (metalen) kerk van Boma (Foto E. Merveillie)
Het terras van "Le Parisien" zit stampvol en ook binnen slagen we er nog maar net in om een tafeltje te bemachtigen. Aan de ene kant van de zaal is de keuken en aan het andere uiteinde, waar de muur volledig in beslag wordt genomen door een groot, met allerhande soorten sterke drank gevuld drankkabinet, vind je de bar. Er hangt trouwens al heel wat schoon volk aan de toog! Buiten, vlak naast het terras staat er een Congolese versie van het Belgische frietkot. Daar worden ze blijkbaar zowel voor binnen als buiten gebakken. Terwijl we met smaak onze kip en bakbananen naar binnen werken, komt Jacques aan Roger en ons de toestemming vragen of hij inkopen mag doen. Wat zouden we er tegen kunnen hebben? En dus vertrekt onze chauffeur goedgemutst op winkelronde. Wanneer we echter na de maaltijd ons klaarmaken om ons nachtverblijf bij de ASBL "Foyer Sainte Enfance au Congo" te gaan opzoeken, zitten we al in de jeep als we tot de vaststelling komen dat in de laadbak achter onze zetel niet alleen onze bagage ligt maar er ook een klein geitje staat. Daar zien Thérèse en ik ons echt niet de rest van de reis mee afleggen. Er volgt hevig protest van onze kant en dat valt bij Jacques niet in goede aarde. Roger moet al zijn diplomatie gebruiken om hem van gedachten te doen veranderen maar na hevige discussie wordt het geitje dan toch aan de oorspronkelijke eigenaar terugbezorgd. Jacques is nu wel duidelijk in een pest humeur en we worden zonder veel verder commentaar in de "Foyer" gedropt. De kamer en het sanitair zijn wel niet om over naar huis te schrijven maar afgemeten aan wat je buiten de luxehotels in de grote steden in Congo kunt vinden, is het toch nog altijd zowat de lagere middenklasse. Nochtans lijken de gebruikte materialen mij van redelijk recente datum maar er zijn toch al de duidelijk sporen van een ingezet verval. Een vermoeide reiziger slaapt echter overal! Wanneer ik al geruime tijd ben ingedut, schrik ik wakker van motorgeronk en luidde stemmen op de binnenplaats. Er zijn in het holst van de nacht nog nieuwe logés aangekomen. Aan hun stemmen kan je duidelijk horen dat ze opgewonden zijn. Voor zover ik het kan inschatten wordt er geen ruzie gemaakt maar brengen de nieuwkomers heel geanimeerd over iets verslag uit. De volgende ochtend vernemen we dat er buiten Boma, enkele kilometers voorbij de tweesprong met de weg naar Tshela, op de weg naar Matadi een ongeval met een vrachtwagen is gebeurd en dat er 4 doden te betreuren vallen.
De Scheutistenmissie te Kangu (Foto E. Merveillie)
De missie van Kangu
Kangu ligt ongeveer 125 km noordelijk van Boma. De Scheutist Natalis De Cleene (°1870 Nieuwkerken-Waas - +1942 Schilde) stichtte hier de eerste missie in de Mayombe. De Cleene was directeur van de officiële schoolkolonie te Boma. Daarnaast was hij ook overste van de Scheutisten in het district Beneden - Congo met de posten Boma en Moanda. Met een staatssubsidie van 20.000 goudfranken op zak, ging Decleene vanaf 1899 in Kangu aan de slag. De missie werd opgericht in de nabijheid van de op dat ogenblik eveneens in aanleg zijnde cacaoplantage "de Urselia" van Hyppolyte d'Ursel, de eerste landbouwkolonist in de Mayombe. In die tijd waren ook de eerste werken aan de gang voor de spoorlijn die Kangu met Boma zou verbinden. In 1906 werd De Cleene tot provinciaal benoemd, van 1925 tot 1933 was hij Apostolisch Vicaris.
Het "sardienenblik" , de vroegere residentie van de Gouverneur-generaal tot 1926 - Boma. (Foto E. Merveillie)
De stad Boma - Alexander Delcommune
Lang voor er sprake was van Congo Vrijstaat was Boma al een gekend handelscentrum waar Hollandse, Portugese, Franse en Engelse handelsmaatschappijen hun filialen hadden. Tot 1868 was het bovendien een belangrijke draaischijf in de slavenhandel. Het grondgebied van Boma stond onder het gezag van 9 plaatselijke koningen waarmee de Europeanen verdragen moesten afsluiten om er zich te kunnen vestigen en handel te drijven. De eerste Belg, Alexander Delcommune, kwam pas aan in 1874 en werkte er in dienst van een Franse handelsmaatschappij. Delcommune die later één van de belangrijkste pioniers in dienst van Leopold II werd, slaagde er in 1884 in om met de 9 koningen een verdrag af te te sluiten waarin zij de soevereiniteit van de A.I.C (Association Internationale du Congo) over hun grondgebied erkenden. Na de Conferentie van Berlijn in 1885 werd de A.I.C vervangen door de Etat indépendant du Congo (E.I.C), of Congo Vrijstaat. Vanaf 1886 werd Boma de hoofdstad en zou dit ook blijven na de overname van de E.I.C door de Belgische staat in 1908. In 1929 verliet de centrale administratie Boma en ging zich vestigen in Leopoldstad, vanaf dan de nieuwe hoofdstad. Alexander Delcommune(°1855 - +1922 ) huwde een dochter van één van de prinsen en eerste minister van de koningen van Boma. Uit dit huwelijk werd een meisje geboren. Delcommune liet het huwelijk in België wettigen en erkende ook officieel zijn dochter. De dochter, Adèle, die opgroeide in België, huwde op haar beurt een Belg en kreeg een zoon. Alexander Delcommune heeft zijn leven in Congo uitvoerig beschreven in zijn boek "Vingt années de vie Africaine, 1874 - 1893".
Buste Leopold II, Boma (Foto E. Merveillie)
Een jaar eerder, aan de Atlantische kust
Een jaar geleden was ik eveneens in Boma maar met een ander gezelschap. Toen vlogen we met een vliegtuigje van KINAVIA verder naar Moanda aan de Atlantische kust. Ook die uitstap was beslist de moeite waard want de regio van Moanda en het aanpalende Banana heeft een rijke geschiedenis achter de rug. We logeerden toen in het klooster bij de Zusters Van Liefde J.M. Vandaar trokken we er met een oude Canadese schoolbus op uit naar Banana en Vista. Dat mag vreemd lijken maar dergelijk voertuig staat hoog op zijn wielen en heeft een bijzonder krachtige motor waardoor we gemakkelijk de grote plassen waarmee de modderige piste was bezaaid konden doorploeteren. Het was toen immers het einde van het regenseizoen en er viel af en toe nog een fikse bui. De plaatsen Moanda en Banana zijn vanuit Europees standpunt gezien betekenisvol. Terwijl het verleden van Moanda vooral in de geschiedenis van de missionering een vooraanstaande plaats bekleedt, is dat voor Banana hoofdzakelijk een historie van handelsbelangen en militaire aanwezigheid. Het bekende legerkamp van Kitona ligt hier trouwens in de nabijheid. Het is ook te Banana dat op 19 juli 1885 koning Leopold II tot soeverein van de Congo-vrijstaat werd uitgeroepen.
Bij ons bezoek aan Banana kregen we al vlug gezelschap van enkele geuniformeerde begeleiders die ons, overigens heel vriendelijk, vergezelden tijdens onze rondgang. Om daar tot aan de vloedlijn van de Atlantische kust te geraken moesten we dwars door een “betonnen dorp”. De oude gebouwen en woningen van de militairen uit de koloniale tijd worden nu immers door talrijke, en uiteraard kroostrijke, gezinnen bewoond. Er hing echter ook één van de meest doordringende luchtjes die ik ooit heb geroken en dat blijkbaar werd veroorzaakt door de vissen die de dorpelingen in massa op de daken van de verschillende huizen te drogen leggen. Het is werkelijk onvoorstelbaar dat Congo momenteel over zoiets als een zeemacht zou beschikken maar de lokale militairen van de Force Naval presenteerden ons toch een plek dat moet doorgaan voor de restanten van wat eens een aanlegplaats voor de zeemacht moet zijn geweest. De plaats had iets surreëels. Net buiten de dok lag het wrak van een Congolees marineschip terwijl iets verder voor de kust een reeds sinds weken daar gestrande Oosteuropese zeereus op betere tijden lag te wachten. De bemanning van de gestrande boot was geenszins te benijden want van Congolese zijde hoefden ze geen hulp of bevoorrading te verwachten. Het beruchte article 15: “debrouillez vous!”, het gebod volgens hetwelke 99% van de Congolese bevolking telkens weer een nieuwe dag probeert door te komen, geldt in de RDC immers ook voor gestrande vreemdelingen.
Terug in Moanda hebben we toen vooral van een seaside holliday-gevoel kunnen genieten en verorberden er met veel smaak een prima maaltijd op het terras met zicht op zee van het Hotel New Cliff. Een wat mij betreft aan te bevelen adres want het is een netjes en goed verzorgde zaak die wordt gerund door ene Marie Sako, een charmante métise. In Moanda lijkt er momenteel een zekere bouwwoede te heersen waarbij vooral de Libanezen zich nadrukkelijk manifesteren. Hier en daar wordt er wel een oude koloniale residentie hertimmerd en gerenoveerd maar uit wat we te zien kregen kon je toch eerder besluiten dat de Libanese bouwheren zich vooral op de nieuwbouw hebben gestort. Zo bezochten we onder andere de ruïne van het voormalige gereputeerde Hotel Mangrove. Terwijl dit gebouw verder staat te verkommeren, wordt verderop samen met nog enkele andere gastverblijven een nieuw “Hotel Mangrove” neergezet. Architecturaal niets meer dan gewoon een vierkante betonnendoos maar wel met de modernste voorzieningen. Naar het schijnt is een luxueuze verpozing, hier aan de Atlantische kust bij de smalle, maar zeer gefortuneerde toplaag van de Congolezen tegenwoordig zeer in trek. Toen we even informeerden naar de prijzen voor een dergelijk verblijf werd ons dan ook een zeer pittig tarief geciteerd.
Vissers aan de Atlantische kust te Moanda (Foto E. Merveillie)
Missiepost van de Zusters van Liefde J.M te Moanda (Foto E. Merveillie)
De Zusters van Liefde J.M te Moanda
Toen de 10 zusters van de eerste Congo-karavaan van de Congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria op 13/01/1892 te Moanda hun eerste missiepost stichtten, waren zij meteen de eerste vrouwelijke relgieuzen die zich in de toenmalige Congo Vrijstaat kwamen vestigen. Deze eerste groep missiezusters bestond uit 8 Belgische zusters, 1 Duitse en 1 Zwitserse. De missiepost werd gevestigd op gronden die werden afgestaan door een Portugese handelaar, Joaquim de Oliveira en , de toen daar reeds sinds lange tijd actieve, Nederlandse, Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap. De bouw van de missie werd mede mogelijk gemaakt dankzij een schenking van 20.000 frank door Louise van de Woestyne, de echtgenote van de Brugse senator Léon van Ockerhout.
Volgens de oorspronkelijke plannen moesten er 2 kloosters (1 voor de zusters, 1 voor de paters) en een weeshuis worden gebouwd. Uiteindelijk werden alleen het weeshuis en het klooster voor de zusters gerealiseerd. Het vertek van de Zusters van Liefde J.M naar Congo is ook nauw verbonden met de geschiedenis van de aanleg van de spoorweg Matadi- Leopoldstad. De aanleg van de spoorlijn eiste immers een zware tol van de arbeiders. De spoorwegmaatschappij zag zich genoodzaakt om te Kinkanda, nabij Matadi, een hospitaal op te richten. Op voorspraak van Mgr. Stillemans werden de Zusters van Liefde J.M aangesproken om de verzorging en de bijstand van de zieken en de stervenden op zich te nemen. Op 22/03/1892 kwamen de eerste 5 zusters vanuit Moanda aan te Kinkanda.
Het historische hospitaal van Kinkanda (Foto E. Merveillie)
kinderen op het strand te Banana (Foto E. Merveillie)
In Matadi aangekomen willen we ook eens een glimp van de haven opvangen. Bij een vorige reis was dit mooi te doen vanaf het terras van het bar - restaurant "Le Train" dat uitkeek op een deel van de rivier en de haven. We waren toen zelfs eerder op de dag tot het haventerrein zelf kunnen doordringen omdat de reisorganisator al op voorhand voor het nodige papierwerk had gezorgd. En dan heeft het nog heel wat tijd en moeite gekost! Het plan is dus om de haven deze keer vanaf het terras van "Le Train" te gaan bezichtigen en gelijk ook het middagmaal te nuttigen. We parkeren de jeep en met vastberaden tred leid ik het gezelschap op weg naar onze uitkijkpost. Ik vind echter nergens een aanwijzing en toch zou ik zweren dat het hier in de buurt was! Ik informeer mij dan maar bij de mensen op straat. Zo vernemen we dat ook deze zaak, net zoals de Pic-Nic aan de vroegere aanlegplaats van de bac, in minder dan een jaar tijd al de deuren heeft gesloten. Er wordt iets verteld over een aan de gang zijnd proces tegen de uitbaters van de 2 zaken waarbij er duistere machten spelen, enfin een afrekening onder locale politici en in het zakenmilieu. Niets te zien maar ook niets te eten dus. Zo belanden we in een Libanese bakkerij annex snackbar. We nemen onze tijd en nadien doen we ook nog een flinke wandeling door de straten van Matadi met onder andere ook de markt. Ten slotte rijden we verder tot in Kimpese waar we de nacht zullen doorbrengen. Het mag er ook eens een dagje rustiger aan toe gaan. Te meer dat het morgen des te pittiger belooft te worden.
De volgende dag vertrekken we vanuit Kimpese na een nog kariger ontbijt dan bij onze eerste stop. Dit keer moeten we het stellen met een kopje slappe thee, geboterd brood en een handvol apennootjes. Een pluspunt was dan wel weer dat de Kimbanguistische fanfares een nachtje vrijaf leken te hebben. Het religieus muzikaal getoeter was immers duidelijk minder. Het is deze ochtend fel gemist. De weg ligt er nat bij en de zichtbaarheid is behoorlijk beperkt. Dat schijnt wel meer voor te komen in deze streek en het wordt er niet bepaald beter op naarmate we Mbanza Ngungu naderen. Ons doel voor vandaag is om een bezoek te brengen aan één van de drie grotten die in de heuvels rond deze stad gelegen zijn. Voor alle drie geldt dat het geen sinecure is om er te geraken en zeker niet aangeraden om het avontuur aan te gaan zonder gids. Terwijl wij wachten in de buurt van het Palais de Justice gaat Roger in het kantoor van het naburige Office National de Tourisme de papierhandel regelen en een gids oppikken. Het Palais de Justice is een knap staaltje van koloniale architectuur. In een gebouwtje dat tegen de achterkant van het gerechtsgebouw aankijkt, is er een kleine gevangenis ondergebracht. Wellicht een soort ongezellige wachtkamer voor zij die weldra in het "Tribunal de Grande Instance des Cataractes" de Congolese rechtspraak aan den lijve zullen ondervinden. Het is er een komen en gaan van gewichtig kijkende heren gehuld in zwarte toga en met dikke dossiers onder de arm. Naar goed Congolees gebruik duurt het een hele tijd vooraleer Roger vergezeld van een gids weer opduikt. We stijgen allen in de jeep en rijden de brousse in waar we beginnen aan de beklimming van de heuvels, op weg naar de grot van Dimba, ook gekend als de grot van Finzolua Ndombolozi. Het spoor is nauw, hobbelig en bochtig met enkele fameuze afgronden langs weerszijden. Het eerste deel is nog te doen als je niet te veel de afgrond inkijkt en wat gewend bent aan het berijden van een piste. Bovenop het plateau aangekomen is het echter helemaal uit met de pret. Er is simpelweg geen baan of spoor meer te bespeuren en de gids laat Jacques onze jeep door metershoog gras sturen waardoor je niet meer ziet of je je nu aan de rand van de afgrond beweegt of niet. En dan gaat het plots naar beneden over een zodanig oneffen terrein dat het wel lijkt of de jeep elk ogenblik definitief op zijn zij of over kop zal gaan.
Op weg naar de grotten van Mbanza Ngungu (Foto Th. Simon)
In de heuvels rond Mbanza Ngungu (Foto Th. Simon)
De beste eettent van Mbanza Ngungu (Foto E. Merveillie)
In de "Poulet Show", de eettent met de naam die klinkt als die van een nachtclub (Foto E. Merveillie)
Mbanza Ngungu, het vroegere Thysstad (Foto E. Merveillie)
De klim naar het plateau waar de zandpiste begint is nog verschrikkelijker dan de afdaling. Het is duidelijk dat we de beklimming beter te voet verderzetten. De bulten en dalen in het terrein zijn bergop blijkbaar nog moeilijker met de jeep te overwinnen dan op de weg naar beneden. Na amper 100 meter is het zo ver. De jeep staat bijna helemaal dwars en zit met de achterwielen in een diepe put. We moeten aarde en rotsen vanonder het midden van de jeep vandaan halen en enkele rotsblokken tegen de achterwielen aanleggen om de grip te verbeteren. Jacques moet het gaspedaal omzichtig bedienen. Het gevaar zit er immers in dat bij de poging om weer op gang te komen de jeep met één sprong over de rand van het ravijn springt en dan kunnen we de boeken sluiten. Roger schat de situatie in en heeft Jacques de nodige aanwijzingen. Ondertussen bevinden wij ons iets hoger op de helling van waar wij met ingehouden adem en rechtstaande nekharen de hele scène volgen. De motor brult, de wielen patineren gierend en sturen een enorme stofwolk de lucht in. En dan, plots met één schok springt de 4x4 vooruit en bevrijdt zich uit zijn vastgeklemde positie. Jacques is gelukkig ook tijdig bij de rem en de jeep komt terecht op een vlak stuk aan de rand van het ravijn waar de gids en wij eerder het hoge gras hadden platgestampt om te kunnen zien hoever het plateau nog reikt. Nu de jeep weer mobiel is, moeten we hem natuurlijk in beweging laten zodat hij het nodige elan kan houden om de volgende hindernissen te nemen. In zoverre zelfs dat we de eerste honderd meter door onze eigen 4x4 de helling worden opgejaagd want Maître Jacques geeft plankgas zolang hij kan.
Na een eindje penibele afdaling wordt het ons echt wel te veel. Het lijkt veiliger de jeep te verlaten. Ik beklaag Jacques want ik heb er toch een zwaar hoofd in hoe hij het voertuig verder veilig naar beneden zal krijgen. De gids gaat voorop om de jeep door de hoge begroeiing te leiden en zo de ideale weg naar beneden te verkennen. Thérèse en ik sukkelen er achteraan. Wanneer we dit stuk brousse achter de rug hebben blijkt de rest van de afdaling naar de vallei nog erger te zijn. Vanaf hier duikt het over aarde en rotspartijen gewoon steil naar beneden. Waar zijn we nu weer aan begonnen?! Er is echter geen weg meer terug. Het te volgen spoor is maar net breed genoeg voor de jeep en langs beide kanten loert de diepte. We besluiten om op de eerste verbreding van het spoor dat zich voordoet de jeep te keren om hem dan achter te laten en te voet verder naar beneden te trekken. Op een iets bredere plaats wagen we de gok. De gids, Thérèse en ik gaan te voet verder terwijl Jacques en Roger de jeep keren. Ik bekijk het schouwspel van op een afstand en ben er eerlijk gezegd niets gerust in. Onze Congolese vrienden lijken het echter allemaal nogal stoïcijns op te pakken. Al moet ik bekennen dat ik Jacques toch al enkele keren vertwijfeld de armen in de lucht heb zien gooien. We trekken verder en hopen maar op een goede afloop. We bevinden ons nu midden de wildernis. Het is er adembenemend mooi maar er gaat ook een zekere bedreiging vanuit. Het gras reikt tot aan de knieën, de struiken staan metershoog en zover je kunt kijken zie je groepjes palmbomen die boven dit alles uitsteken. Ik hoop maar dat die gids weet waar hij naar toe gaat want alleen raak je hier nooit meer weg. We banen ons een weg door het groen tot we na een tijdje op een grote open plek aan de voet van een machtige rotspartij aankomen. We bevinden ons nu aan de ingang van een grottencomplex waarvan men vermoedt dat het gangenstelsel honderden kilometers beslaat. Wetenschappers hebben er zo'n dertig kilometer van in kaart gebracht en hebben het toen opgegeven want er scheen gewoon geen einde aan te komen. Bezoekers kunnen slechts een kleine kilometer, en alleen in het gezelschap van een gids, in het binnenste van de grot binnendringen. De te volgen weg is door middel van op een rij gelegde stenen uitgestippeld. Binnenin is het zo donker als de hel. Onze lampen zijn bijna niet krachtig genoeg om de duisternis te doorbreken en ik voel me allerminst op mijn gemak als ik het zonlicht van de ingang definitief zie uitdoven. De ruimte binnenin bestaat uit hoge gewelven waarvan de stenen een hele schakering aan kleuren vertonen. Dieper in de grot vloeit een onderaardse rivier. Deze gigantische spelonk is ook het toevluchtsoord van duizenden vleermuizen waardoor de bodem hier vol guano ligt die door de bewoners van een nabijgelegen dorp als bemesting op het veld wordt gebruikt. Het is een prachtig natuurwonder om te aanschouwen maar de diepe duisternis en de alom heersende stilte geeft me eigenlijk het gevoel levend begraven te zijn zodat ik dan ook best wel blij ben als we na dit onderaardse avontuur weer het volle daglicht kunnen begroeten. Nu moeten we terug naar de jeep. Het klimmen is lastig en met de ondertussen opgelopen temperatuur is het zweten geblazen. Als we weer bij de jeep aankomen ben ik opgelucht te zien dat die daadwerkelijk gekeerd is. Er komt echter al snel een domper op de feestvreugde want we merken al vlug dat het lastigste deel van ons uitstapje nog voor ons ligt.
Iets verderop is het echter weer van dat en kan het hele corvée opnieuw beginnen. Na veel gezweet, maar gelukkig zonder bloed en tranen, bereiken we eindelijk het plateau waar de zandpiste begint en iets verderop de harde wegbedekking. Een golf van blijdschap overspoelt het hele gezelschap en we gaan met zijn allen fier en opgelucht op de foto. Jacques gaat voor de gelegenheid en ten teken van zijn "overwinning" voluit op de motorkap liggen. Hij is misschien niet gezegend met de meest charmante persoonlijkheid maar hij kent zijn stiel!Na al deze spannende momenten hebben we wel een succulent brokje en een frisse pint verdient. Terug in Mbanza Ngungu schuiven we aan tafel in een leuk restaurantje dat de wat bizarre naam "Le Poulet Show" voert. De op houtskool klaargemaakte kip met bakbananen en mpondu is echter van uitgesproken kwaliteit. We zijn op dit uur van de dag de enige klanten maar naar het schijnt is het hier 's avonds gezellig druk. Onze tocht door Bas Congo zit er bijna op. Deze avond zijn we terug in Kinshasa waar we nog 1 dag tegoed hebben voor de afreis naar België.
Scholieren in Mbanza Boma (Foto E. Merveillie)
Op de terugweg naar Kinshasa maken we nog een korte tussenstop te Mbansa Mboma. We verlaten de hoofdweg en volgen de zandpiste die ons naar het dorp en de gebouwen van het iets verderop gelegen vroegere meisjespensionaat voert. Toen ik hier in 2010 de eerste keer langskwam heerste hier een drukte van belang. We werden toen ook getrakteerd op een uitgelaten zangkoor, een attentie die onze groep beantwoordde met een welgemeende, zij het iets minder toonvaste en engelachtig klinkende koorzang. Nu is het echter vakantieperiode en de oude missiepost ligt er rustig en vredig bij. Deze schoolgemeenschap heeft nog steeds een goede reputatie en de kinderen die ik tijdens mijn eerste bezoek zag waren degelijk gekleed en gevoed. Tegenwoordig lijkt het onderwijs hier gemengd maar het scholencomplex gaat terug tot 1946. Toen werd door de al sinds 1931 in Mbansa Mboma verblijvende Zusters van het Heilig Hart hier een pensionaat gesticht met als doel de dochters van de Congolese “évolués” een opvoeding te verstrekken die strookte met hun sociale status. De opleiding was echter niet bedoeld als voorbereiding op een beroepsloopbaan maar wel om van de meisjes perfecte huismoeders te maken. Een korte beschrijving van het reilen en zeilen in het pensionaat is terug te vinden in het boek “Carnets de voyage; Congo Belge 1945-1959”. Dit werkje geeft een interessant beeld van het naoorlogse Belgisch Congo van 1945 tot aan de onafhankelijkheid. De auteur Antoine Roger Bolamba die hoofdredacteur was van “La Voix du Congolais”, een dagblad voor inlanders, toont ons de kolonie gezien door de ogen van een évolué. De toon van de stukjes is in hoofdzaak lovend voor de koloniale overheid maar Bolamba laat toch niet na om, zij het zeer diplomatisch, enkele voor de inlandse bevolking toch wel penibele leefomstandigheden aan te klagen.
We beginnen aan de laatste etappe en hoe dichter we van Kinshasa naderen, hoe sneller Jacques gaat rijden. Het is een fenomeen dat ik al enkele keren heb vastgesteld: naarmate het einde van de reis nadert, des te meer gehaast de chauffeur wordt. Bij aankomst ziet men immers niet alleen de familie terug maar wordt er ook afgerekend en kan het feest aanvangen. Jacques houdt de vaart er dus goed in. Het is inderdaad zo dat je op de zandpistes wel enkele penibele momenten kunt beleven maar het is toch vooral op het tarmac dat je als passagier in Congo vaak de billen toeknijpt. Het roekeloze rijgedrag en de vele voertuigen met technische mankementen die hier op de baan zijn zorgen voor heel wat risico's. Getuige het ongeval in Boma! Net voor Kasangulu krijgen we ook nog maar eens het bewijs te zien dat het begrip "maximaal laadvermogen" in Congo een onbekende notie is. We rijden een langs de kant stil staande aftandse, blauwe Peugeot 404 voorbij. De eigenaar/chauffeur van dit vehikel moet ongetwijfeld het wereldrecord "maniok stapelen" hebben gevestigd. Ik heb in Congo al heel wat vracht op heel wat manieren op allerhande voertuigen gestapeld gezien maar dit slaat echt alles. Naast de immense manioktoren moet er in het voertuig blijkbaar ook nog plaats worden gevonden voor 3 passagiers. Thérèse wil er absoluut een foto van nemen en laat Jacques een heel eind voorbij de Peugeot halt houden. De 3 mannen die nu zijn uitgestegen zijn echter niet erg opgezet met onze belangstelling en worden zelfs agressief. Eentje is al bezig met stenen op te rapen om ons er mee te bekogelen. Wij springen dus snel weer de jeep in en scheuren er vandoor. Wanneer we wat later het bord voorbijrijden dat de grens van Kinshasa aankondigt, geeft Jacques een luide vreugdekreet ten beste. Missie volbracht! Er moet in de stad nog wat file worden getrotseerd maar om 19h30 staan we aan de poort van de Kapucijnen te Limete. Het eindpunt van een mooi reis. Tosalaki mobembo kitoko!
Nog enkele historische verpozingen in Kinshasa.
Binnenin het Stade Tata Raphaël (Foto E. Merveillie)
Kinshasa Est – La gare central
De spoorweg verbinding Matadi –Leopldstad werd aangelegd tussen 1890 en 1898. Tussen 1923 en 1931 werd het oorspronkelijke tracée wel nog aangepast, onder andere in de regio van Matadi. Ook op het einde van de lijn in Kinshasa gebeurden er enkele aanpassingen. Het hoofdstation van het toenmalige Leopoldstad bevond zich aanvankelijk in dat deel van de stad gekend als Kintambo Magasin. In 1932 werd het hoofdstation verplaatst naar zijn actuele plaats in de Gombe. Momenteel is dit station gekend als “Kinshasa Est” of ook La Gare Central. In de omgeving kan je er trouwens ook nog de eerste locomotief zien die in 1898 het traject Matadi-Leopoldville aflegde. Destijds werd bij de viering van het 50 jarig bestaan van de spoorlijn een monument ingehuldigd ter nagedachtenis van de slachtoffers van wat gemeenzaam “la bataille du rail” werd genoemd. Een vlag die de landing wel degelijk dekte want de aanleg van de spoorlijn was een moordende onderneming waarbij niet alleen heel wat blanken maar vooral Congolezen en zelfs enkele Chinese “gastarbeiders” het leven lieten. Toen na de onafhankelijkheid elke verwijzing naar de kolonisator uit het straatbeeld moest verdwijnen werd ook dit bas reliëf verwijderd waarna het ergens op een stortplaats lag te verkommeren. De plek waar het reliëf eens te bewonderen was, vertoont nu nog slechts een kale muur waar wel nog steeds de Latijnse spreuk “Aperire terram gentibus” te lezen staat maar die voor de rest slechts een troosteloze aanblik biedt.
Het Stade Tata Raphaël
Kinshasa is, net zoals zovele plaatsen in Congo, bezaaid met architecturale relieken uit de “temps des Belges”. Een van die bouwwerken is het Stade Tata Raphaël. Dit voetbalstadion, gereasliseerd onder impuls van de Scheutist Pater Raphaël de Kethulle, werd in 1952 ingewijd onder de benaming “Stade Roi Baudouin” . Mobutu herdoopte het in le “Stade du 20 mai 1967”, maar sinds de aanvang van het Kabilatijdperk draagt het weer de naam van zijn oorspronkelijke bezieler wiens buste voor de ingangspoort staat opgesteld. Ondertussen is het echter wel aardig in verval geraakt en veel voetbalwedstrijden zullen er wel niet meer worden betwist. Nu is er immers het Stade des Matryres dat dienst doet als voetbaltempel en als plaats van afspraak voor de massamanifestaties van het huidige politieke regime. In de catacomben van het Tata Raphaël stadion heeft nu een boskclub haar trainingskamp ondergebracht. Eigenlijk heel betekenisvol want in 1974 werd op deze plek de “Rumble in de Jungle” tussen Mohamed Ali en George Foreman uitgevochten onder de door de Congolese toeschouwers luidkeels uitgeschreeuwde kreet “Ali boma ye !” (Ali, dood hem!) Na mijn bezoek terplaatse in 2010 wou het toeval dat er bij mijn terugkeer in België in de Brusselse Kruidtuin een fototentoonstelling over Congo aan de gang was met op de publiciteitsposter de beeltenis van de Kinshasa-heavyweight champ.
Gare Cental de Kinshasa (Foto E. Merveillie)
UNIKIN, het vroegere Lovanium ; ( Foto E. Merveillie )
UNIKIN, het vroegere Lovanium ; ( Foto E. Merveillie )
UNIKIN
De eerste concrete plannen voor de oprichting van Lovanium (het huidige UNIKIN of Université de Kinshasa), werden gemaakt in 1947 na de Congoreis van Monseigneur Hector van Waeyenbergh, de toenmalige rector van de Leuvense Katholieke Universiteit. Na heel wat politieke onderhandelingen en intern kerkelijk geruzie over wie de leiding over de eerste Congolese universiteit zou mogen uitoefenen werden bij KB van 29/02/1949 eindelijk de statuten van Lovanium vastgelegd. De leiding over Lovanium zou berusten bij de KUL wat echter niet verhinderde dat de nieuwe stichting door de Belgische Staat royaal werd gesubsidieerd. De pas opgerichte universitaire gemeenschap ging eerst van start op de Jezuiëtenmissie te Kisantu maar al snel werd beslist om uit te wijken naar Kimwenza waar op de toen nog verlaten heuvel van de Mont Amba een gloednieuw complex uit de grond zou rijzen. Voor de bouwwerken deed men een beroep op Marcel Boulangier die eerder oa. ook al de plannen voor het kamp van de Force Publique te Luluaburg had getekend. De bouwwerken duurden van 1952 tot 1954. Op 12/10/1954 volgde dan de opening van het eerste academiejaar met als rector de Jezuiët en tevens kernfysicus Luc Gillon. Deze laatste bleef de post van rector ook na de onafhankelijkheid bekleden maar moest tenslotte in 1971 wijken ingevolge de doorgevoerde Zaïrisering. Het is trouwens aan rector Luc Gillon te danken dat Congo hedentendage over een kernreactor beschikt. De ontstaansgeschiedenis van Lovanium, het huidige UNIKIN, wordt uitgebreid verteld in het werk van de Leuvense historicus Ruben MANTELS, “Geleerd in de tropen. Leuven, Congo & de wetenschap, 1885 –1960”.
KInderen van Kangu, in de Mayombe (Foto E. Merveillie)
Reactie plaatsen
Reacties
Hallo ,
Ben geboren in kikwit in 1959 heeft er nog iemand foto,s van daar .Mijn ouders gaan vluchten in 1960 .
Alvast bedankt
Gr
gaat u nog richting Boma uit? ik werk momenteel aan een artikel over de geschiedenis v/d streek
Dag Eddy. Heel mooie reportage in de Bas-Congo. Doet mij denken aan onze reis in Katanga indertijd.
leuk om nog eens wat te lezen over de Bas Congo.ik heb er gewoond van 1950 tot 1960 en dan nog telkens in de grote vakantie tot 1969 Was in Boma km 22 voor afslag Matadi daarna Kinzao Vuete Ging de laatste 3 jaar voor 1960 naar het atheneum van Moanda .Daar vind ik bijna geen documentatie over ,bestaat het nog wel ? OP het strand van moanda ging ik regelmatig als mijn ouders me kwamen bezoeken Het mangrove hotel lag recht over de school tegen de zee daar heb ik nog wat documentatie van gevonden De hoofdbouw is volledig ontmanteld en geeft nare herinneringen, zoals vele andere zaken voor de glorieuze tijd van de kolonisatie toen alles er nog netjes bij lag