HISTORIE  : Congo 1965 : gijzeling en moord in het Bisdom Bondo

De Broeders van St Gabriël, Bondo juni 1964

Tijdens één van mijn snuffeltochten in de boekantiquariaten ontdekte ik een poosje geleden een boek met de titel “Hun laatste getuigenis”. Deze bescheiden publicatie van 124 pagina’s bevat het relaas van de lotgevallen van de Broeders van Sint Gabriël in de Westelijke Uéle tijdens de Simba-rebellie van 1964-1965. Het boek is van de hand van Gaston Nijs (Broeder Bernardin) en in augustus 1965 uitgegeven door Uitgeverij Altiora N.V te Averbode.

Telkens wanneer de Congo-crisis van 1964 ter sprake komt wordt begrijpelijker wijs bijna automatisch gefocust op de 2 succesvolle militaire tussenkomsten, Operatie Rode Draak (Stanleystad) en Operatie Zwarte Draak (Paulis) waarbij in het totaal zo’n 2.300 mensen werden bevrijd. Maar dit betekende helaas niet dat de rebellen al volledig waren uitgeteld. In het gebied van de Uéle, in de regio van Buta, Aketi en Bondo zaaiden zij op dat ogenblik nog steeds een dagelijkse terreur die nog vele maanden zou aanhouden en op 30 mei 1965 met de moord op 31 missionarissen zijn trieste hoogtepunt zou kennen. Van deze missionarissen, allen werkzaam in het Bisdom Bondo, behoorden er 21 tot de Kruisheren, 3 tot de Capucijnen en 7 tot de Broeders van Sint Gabriel.

Het relaas begint op 22 juni 1964, de aanvang van de vakantieperiode en het ogenblik waarop 15 religieuzen en 2 lekenleraars te Bondo afscheid nemen van hun mede-broeders en naar België vertrekken om er van een welverdiende rust te genieten. Op dat ogenblik scheen niemand zich al teveel zorgen te maken op de Sint Gabriëlnormaalschool te Bondo. De achterblijvers konden toen echter nog niet vermoeden dat dit slechts de onheilspellende stilte voor een allesvernietigende storm was.

Naarmate de rebellen in de vroege zomer van 1964 steeds grotere successen boekten, steeg echter ook bij de in het bisdom Bondo achtergebleven missionarissen de spanning en ongerustheid. Toen dan uiteindelijk Stanleystad in handen van de rebellen was gevallen, werd in korte tijd het hele gebied van de Uéle overrompeld en kwam vanaf Buta tot aan de Soedanese grens in de greep van de Simba’s. Reeds vanaf aanvang augustus 1964 begonnen de lokale sympathisanten van de rebellen de bevolking van Bondo te terroriseren met allerhande plagerijen. Zo eisten zij op 10 augustus dat in afwachting van de aankomst van de eerste rebbellengroepen de vlag van de revolutie zou worden gehesen en enkele Congolese notabelen en de Belgische M. Lempereur werden alvast gevangen gezet. In de valavond van 20 augustus trokken de Simba’s Bondo binnen en waren de ter plaatse verblijvende missionarissen samen met de overige bevolking de facto gegijzeld.

Broeder Bernardin ( Gaston Nijs) beschrijft in zijn boek hoe er voor de nog in Bondo verblijvende paters Kruisheren, Broeders van Sint Gabriël en de missiezusters van de Zusters van Berlaar nu een lange periode van moeilijke coëxistentie met de “nieuwe autoriteiten” aanbrak. Het was voortdurend dansen op een slappe koord : de minste bagatel of misverstand kon de onberekenbare Simbaleiders uitzinnig van woede maken. Algauw werden er volkstribunalen georganiseerd en menige executie uitgevoerd. Opeisingen en huiszoekingen met bruut geweld werden schering en inslag.Op 5 september kende het zinloze geweld een eerste hoogtepunt met de publieke terechtstelling van 8 vooraanstaande Congolezen die ervan beschuldigd werden vijanden van de revolutie te zijn. Onder hen bevond zich ook Xavier Zangaie die 25 jaar leraar was geweest in de school van Sint Gabriël.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Steimes
een jaar geleden

Spannend

Om aan deze hachelijke situatie het hoofd te kunnen bieden trachtte de gemeenschap van Bondo om zo goed en zo kwaad als mogelijk de gewone dagelijkse bezigheden te hervatten. Deze situatie bleef aanhouden maar zou einde 1964 een eerste dramatische wending nemen. Toen de Belgische Para’s en de kolone van de “Ommegang” op 24 november 1964 Stanleystad en omgeving hadden ontzet verwachtten de Simba’s dat deze weldra ook te Bondo zouden verschijnen. De kolone liet echter Bondo links liggen en rukte verder op naar het oosten tot in Ango waar toch nog 4 Kruisheren, 4 Zusters Ursulinen en 14 Congolese zusters werden gered. Op 29 november realiseerden de rebellen in Bondo zich dat de bevrijders niet meer zouden komen opdagen en werd er meteen ook werk gemaakt van enige wraakuitoefening. Drie Belgen werden aan handen en voeten gebonden en in de rivier geworpen terwijl ook nog 6 Congolezen werden vermoord. Voor de gemeenschap van Bondo was het momentum voorbij. Op 20 december besloten de Simba’s om de Paters en Broeders naar Buta over te brengen waar voor deze laatsten het leven als gijzelaar verder bleef duren in een steeds meer penibel wordende toestand. Stanleystad was in handen van het ANC ( Armée Naionale du Congo) en van Aketi restte nog slechts een puinhoop. De enig mogelijke ravitaillering die kon gebeuren was via Bangassou of Bangui in Frans Centraal Afrika. Het is ook langs deze weg dat de gegijzelden af en toe enkele brieven konden laten versturen. Toen de kolones van het 5e en 6e CODO, de huurlingen onder bevel van respectievelijk Mike Hoare en Bob Denard, in de laatste dagen van mei 1965 eindelijk Buta naderden, sloegen de rebellen op 30 mei 1965 op bevel van hun leider Kolonel Makondo aan het moorden en brachten toen 31 gijzelaars om het leven : 21 Kruisheren, 7 Broeders van St Gabriël en 3 Capucijnen. De medische assistent Stanislas Muanda was ooggetuige van de laatste uren van de slachtoffers en deed later zijn verhaal aan E.P Belinne van de Augustijner Orde die als legeraalmoezenier het 6e CODO vergezelde toen dit op 1 juni 1965 om 9h45 Buta binnenreed.

Laten we ten slotte ook niet de Congolese Priesters, Broeders en Zusters van het Bisdom Bondo vergeten. Ook zij werden voortdurend met de dood bedreigd. Sommigen vielen ten prooi aan de bloeddorst van de Simba’s anderen slaagden erin hun missiepost te ontvluchten en gingen zich verschuilen in het woud. Zo ook de twee Congolese Broeders van de missie van Bondo. Broeder Henri Merci slaagde erin om begin augustus 1964 de grens over te steken en vond onderdak bij de Canadese Broeders van zijn orde te Bangassou. Broeder Pierre Bangakya bleef in de brousse ondergedoken waar hij werd beschermd door een oudleerling van de Sint Gabriëlnormaalschool.

Ondanks het feit dat de zij met 21 slachtoffers het zwaarst waren getroffen keerden de Kruisheren na het einde van de Simba-opstand terug naar de missiepost van Bondo. Dit gebeurde wel pas op 27 juni 1967. Het werd echter nooit meer zoals voorheen. In 1993 verlieten de zes laatste Kruisheren het Bisdom Bondo. De geschiedenis van de Kruisheren-missie in West-Uélé staat te lezen in het boek van Dr. Roger Janssen o.s.c , “ Met wortels tot in het water ; De Kruisheren-missie in West-Uéle 1920-1993”, uitgegeven in 2010 door de Historische Kring “Clairlieu” te Maaseik. Momenteel zijn de Kruisheren in Congo nog wel actief in de regio van Butembo.