KIVU : Bukavu - Nyangezi
Landschap tussen Goma en Bukavu (Foto : E. Merveillie)
Van Goma naar Bukavu 2019
Eind juli 2019 en in Congo heerst de ergste ebola epidemie sinds de uitbraak van deze verschrikkelijke ziekte in 1994 te Kikwit. Sinds de gevreesde bloedkoorts in augustus 2018 in de regio van Butembo en Beni de kop opstak zijn er inmiddels al bijna 2000 mensen overleden. Net nu ik al met pak en zak klaar sta om naar Congo te vertrekken, melden de nieuwsmedia dat ebola nu ook de miljoenenstad Goma heeft bereikt. Niet erg geruststellend want binnen welgeteld 24 uur sta ook ik op de luchthaven van de hoofdstad van Noord – Kivu. Vrienden en familie verklaren mij dan ook goed gek wanneer ik incheck op vlucht ET 833 van Ethiopian Airways met bestemming Goma RDC, via Addis Abeba. Ook mijn hoogbejaarde vader bezweert mij voorzichtig te zijn, al heeft hij er wel vertrouwen in. Hij weet dat ik voldoende Congo-ervaring heb om deze zaak verstandig aan te pakken.
Bij de tussenstop in Addis Abeba krijgen we de gebruikelijke chaos te verwerken. Je moet er als reiziger bij de pinken zijn want het hele vluchtschema wordt overhoop gegooid. Uiteindelijk vertrekken wij met meer dan een uur vertraging. Een directe vlucht zit er echter niet in want wij maken eerst nog een ommetje naar Kisangani. Daar mogen wij dan nog een halfuur op de tanden bijten alvorens het vliegtuig definitief opstijgt richting Goma. Om 16h zet ik voet op Congolese bodem. Het is al meteen duidelijk dat wij in “Ebola-land” zijn aangekomen. Bij het betreden van het luchthavengebouw moet iedereen verplicht op de foto, is het verplicht de handen te wassen in chloorwater en worden naam en toenaam genoteerd.
Na deze plichtplegingen en het afhalen van de bagage ontmoet ik op de parking buiten de luchthaven mijn goede vriend Christopher die al met een taxi klaar staat om mij naar het Caritas Guesthouse, Avenue de la Corniche in de Quartier des Volcans te brengen. In het Guesthouse is het aangenaam vertoeven, zo aan de boord van het Kivu meer. Enig minpuntje is dat er af en toe een landend vliegtuig laag komt overgevlogen, maar het zijn er nu ook weer geen 20 per dag. Zodra we gesetteld zijn houden Christopher en ik krijgsraad en bekijken de planning voor de volgende dagen.
Wij besluiten om geen tijd te verliezen in Goma en zullen reeds de volgende ochtend naar Bukavu reizen. Deze keer zullen wij niet de boot nemen maar opteren voor de landroute. De weg naar Bukavu is zo'n 200 km lang en, behalve een kort tracé net buiten Goma, in niet al te beste staat. De grote massa verkiest dan ook al sinds jaar en dag om met de boot het meer over te steken. De “Rapide” van de Ihusi-express brengt je in +/- 4 uur naar de overkant. De minder gefortuneerden, 95 % van de reizigers dus, scheept in op de grote nachtboten die slechts de volgende ochtend aanmeren. Daarnaast zijn er echter ook nog de talloze zogenoemde “hors bords”, grote prauwen met buitenboordmotor, waarmee velen de oversteek wagen. En dat laatste kan je letterlijk nemen want het komt geregeld voor dat zo'n vaartuigje op het verraderlijke Kivu meer met man en muis vergaat. Maar voor ons wordt het morgen dus stof vreten. Een vooruitzicht dat mij helemaal niet afschrikt. Jaren geleden heb ik in Katanga immers al geleerd welke stofwolken er op de Congolese zand- en laterietwegen opwaaien.
Christopher is zonder twijfel de meest klokvaste Congolees die ik ooit ontmoette. Zoals aangekondigd meldt hij zich de volgende ochtend om 07h00 stipt in het Guesthouse aan en staat het voertuig reeds aan de poort voorgereden. Het is een gammel taxibusje zoals er zoveel in Congo rondtoeren : minimum passagierscomfort, elke deur moet op zijn eigen, unieke wijze worden geopend en gesloten en op het dashboard functioneert maar de helft van de instrumenten, maar het ding rijdt ten miste !
Voor wij Goma verlaten gaan wij eerst nog wat inkopen doen. Wij slaan een voorraadje drinkwater in en nemen ook nog een bolletje heerlijke “fromage du Kivu” mee. Hier in Goma kan je de beste kwaliteit kopen en Christopher kent de ook de beste adressen waar je deze delicatesse kunt bemachtigen. Het kaasmaken is een ambacht die tijdens de jaren 1970 door Belgische missionarissen in deze streek werd geïntroduceerd. Met het uitbreken van de oorlog in 1996 viel de productie echter helemaal stil maar is nu weer helemaal opgebloeid. Een van de verschillende productiecentra is gelegen in Lushebere, in het groene heuvelachtige Territoire de Masisi op zo'n 80 kilometer van Goma.
Onderweg tussen Goma en Bukavu ; foto : E. Merveillie
Wanneer wij de stad uitrijden kunnen wij nog even genieten van een goedlopend asfaltbaantje maar algauw begint de opéénvolging van de “nids de poules” en moet er meer worden geslalomd dan rechtdoor worden gereden. Gelukkig verandert na enige tijd de baan in een met kiezelstenen verharde aardeweg wat toch al behoorlijk wat stofwolken doet opwaaien maar het blijft allemaal nog wel binnen de perken. Zo dokkeren wij een 30 tal km voort tot in Sake waar wij een eerste riviertje over moeten. Het brugje is zowaar in goede staat. Iets verder is er nog een oversteek maar daar zijn de herstellingswerken nog aan de gang zodat ons taxibusje over de gammele noodvoorziening wordt gestuurd, wat overigens heel vlot gebeurt. Terwijl wij traag maar zeker de kilometers afmalen geeft Christopher ten gepaste tijde tekst en uitleg over de verschillende locaties waar wij langskomen. Het is onder andere ook langs deze baan dat je de afslag naar het zogenoemde “Lac Vert” kunt nemen. Het meest opvallende “landmark” dat wij kruisen situeert zich echter te Bweramana. Aan de kant van de weg, op een zijdelings oplopend heuveltje staat een goudkleurig standbeeld te schitteren in de tropenzon. Daar willen wij meer van weten en dus gaan wij, het fototoestel in de aanslag, een praatje maken met de lokale bevolking. Het duurt niet lang of ook de officiële instanties, of toch zij die zich daarvoor laten doorgaan, melden zich aan. Volgens het plaatje dat onderaan het levensgrote standbeeld is bevestigd, gaat het hier om een eerbetoon aan de “Grand Chef Coûtumier” Mwami André Kalinda, geboren in 1904 en alhier gestorven in 1979.
Even probeert de huidige locale notabel ons nog wat geld af te luizen wegens het fotograferen van dit plaatselijke erfgoed maar hij geeft ons toch
Christopher poseert in Bweramana ; Foto : E. Merveillie
uiteindelijk heel sportief zijn kosteloze zegen en zo kunnen wij tevreden onze weg verderzetten. Kort voor het middaguur bereiken wij de grens met Zuid-Kivu. Dat gaat natuurlijk gepaard met de nodige administratie, en in deze tijden van ebola, ook met hygiënische maatregelen. Het is nog maar eens handen wassen in een chlooroplossing geblazen en nadat onze identiteit is genoteerd wordt ook de lichaamstemperatuur gemeten. Kennelijk loop ik er deze ochtend wat onderkoeld bij want ik leer dat ik “slechts” een 35°8 op de thermometer scoor. Geen zorgen daar dus. Tot dusverre loopt alles op wieltjes maar ons geluk kan natuurlijk niet blijven duren. Even verder volgt een tweede barrage en daar komt de alom beruchte DGM in actie.
De officier van de DGM neemt mijn paspoort in beslag en verdwijnt ermee in zijn kantoortje op de voet gevolgd door Christopher die de man behoorlijk wat stroop aan de baard smeert door zich lovend uit te laten over zoveel ambtelijk plichtsbesef. De overheidsdienaar toont zich echter zeer soepel en algauw krijg ik mijn papieren terug terwijl ik ondertussen kennis maak met abbé Bernardin die ons met zijn witte Toyota Landcruiser vanuit Bukavu tot aan de grenspost is tegemoet gereden. Het wegdek is in het zuidelijk deel van Kivu in beduidend slechtere staat. Dat zou ons taxibusje allicht niet zonder brokken hebben overleefd. Daarom wordt er hier van voertuig gewisseld. Nu wij echter beschikken over de absolute kampioen onder de 4x4's, het witte monster dat over en door alles heen geraakt, hoeven wij ons niet veel zorgen meer te maken. En dan, wanneer wij allen reeds in het voertuig hebben plaatsgenomen, komt geheel onverwacht een ander “officieel” heerschap uit het decor tevoorschijn gekropen.
De familie van abbé Bernardin te Nyamssasa ; Foto: E. Merveillie
De man presenteert zichzelf als de verantwoordelijke van het Office du Tourisme ,.. “en waar denkt die blanke wel dat hij naar toegaat, zo zonder officiële begeleiding “ ? De kerel eist zonder verpinken een taks van maar liefst 150 Dollar. Abbé Bernardin die in zijn witte soutane gehuld reeds achter het stuur heeft postgevat ontsteekt in een Bijbelse toorn bij dit staaltje van poging tot oplichting. “Als dat zo zit, toon mij dan maar eens het reglement of de wettekst waarop dit gebaseerd is”, antwoordt hij de man verontwaardigd. Deze laatste haalt zowaar een verkreukeld bundeltje bedrukt papier tevoorschijn en schuift dit Bernardin onder de neus terwijl hij nog iets wauwelt over wetten en juristen. “Komt goed uit, ik heb ook rechten gestudeerd” antwoordt onze abbé en snakt het papier uit de handen van onze pecuniaire belager. Uiteraard slaat de gedrukte tekst als een tang op een varken : geen woord over “toerisme” of voorgeschreven “taks”. Bernardin geeft de man zijn papierhandeltje terug en wil er verder geen woorden meer aan vuil maken. Na toch nog wat over en weer gescheld gaat de slagboom eindelijk toch omhoog en kunnen wij Zuid-Kivu binnenrijden. De hele palaver heeft ons wel een uur vertraging bezorgd.
Abbé Bernardin stuurt de jeep met vaste hand over de slingerende en voortdurende stijgende en dalende weg. Wij volgen een tracé dat parallel loopt met de oever van het Kivu-meer maar krijgen slechts af en toe een uitzicht op het water. Onze snelheid gaat zelden boven de 40 à 50 km per uur toch vorderen wij langzaam maar zeker. Omstreeks 13h30 komen wij aan in Nyamsassa. Bernardin heeft hier familie wonen en oordeelt dat het doodzonde zou zijn om niet wat tijd uit te trekken voor het begroeten van nonkels en tantes. De woning van tante staat op zowat een kleine 100 meter van de rand van de weg. Binnenin het uit leem en takken opgebouwde huisje zijn de muren behangen met een soort plasticfolie. De ruimte heeft slechts 1, behoorlijk kleine, vierkante vensteropening waardoor het er vrij duister blijft ook al schijnt buiten de zon uit alle macht. Een laag langwerpig tafeltje en drie tweepersoons bankstellen vormen het hele meubilair. Aangezien wij op het middaguur komen binnenvallen worden wij aan de dis uitgenodigd. Een gastvrijheid die wij uiteraard niet kunnen weigeren. Na het ritueel van het handen wassen komt er rijst, fufu, vis, en bonen op tafel. Christopher, Bernardin en ik tasten gretig toe en mogen alles doorspoelen met een biertje of een sucré.
Na het nuttigen van de maaltijd wordt nog wat gekeuveld en even tijd vrijgemaakt voor de obligate groepsfoto. Noodgedwongen moeten wij echter ook aan deze sympathieke ontmoeting tijdig een einde maken want de weg naar Bukavu is nog lang. Terwijl wij aan de boord van de weg afscheid nemen van onze gastvrouw komt er een blauw voertuig door de bocht gescheurd. Het is misschien hoop en al het 5e voertuig dat wij sinds Sake te zien hebben gekregen. Een ding is zeker, deze chauffeur heeft haast. Een halfuurtje later wordt nog maar eens bewezen dat haast en spoed zelden goed is. Wanneer wij het zoveelste baandorpje naderen merken wij dat er plots takken en stenen op de baan liggen. Het plaatsingspatroon is duidelijk te ordelijk om toeval te zijn. Deze obstakels zijn met opzet neergelegd om eventueel aankomende voertuigen tot vertragen aan te sporen. Enkele ogenblikken later bevinden wij ons daadwerkelijk midden een kleine volkstoeloop. Een menigte troept samen aan de rand van de links van de rijbaan gesitueerde ravijn. En ja hoor, enkele meters lager ontwaren wij het ons te Nyamsassa voorbij gesnelde blauwe voertuig. De omvang van de aangerichte ravage is voor ons moeilijk in te schatten want in een flits zijn wij de plaats des onheils al voorbij. Christopher en Bernardin overleggen kort of wij niet moeten stoppen maar volgens Bernardin is er iets verderop een groter bewoond centrum en wordt de nodige hulp weldra van daaruit geregeld. Als kind van de streek en vertrouwd met het reilen en zeilen van deze gemeenschap kunnen wij hem op zijn woord geloven en tuffen dus maar verder.
Onderweg, langs het Kivu meer ; Foto : E. Merveillie
Te Nyabibwe waar de creseurs de opbrengst van hun arbeid kunnen verkopen;
Foto : E. Merveillie
Na het nuttigen van de maaltijd wordt nog wat gekeuveld en even tijd vrijgemaakt voor de obligate groepsfoto. Noodgedwongen moeten wij echter ook aan deze sympathieke ontmoeting tijdig een einde maken want de weg naar Bukavu is nog lang. Terwijl wij aan de boord van de weg afscheid nemen van onze gastvrouw komt er een blauw voertuig door de bocht gescheurd. Het is misschien hoop en al het 5e voertuig dat wij sinds Sake te zien hebben gekregen. Een ding is zeker, deze chauffeur heeft haast. Een halfuurtje later wordt nog maar eens bewezen dat haast en spoed zelden goed is. Wanneer wij het zoveelste baandorpje naderen merken wij dat er plots takken en stenen op de baan liggen. Het plaatsingspatroon is duidelijk te ordelijk om toeval te zijn. Deze obstakels zijn met opzet neergelegd om eventueel aankomende voertuigen tot vertragen aan te sporen. Enkele ogenblikken later bevinden wij ons daadwerkelijk midden een kleine volkstoeloop. Een menigte troept samen aan de rand van de links van de rijbaan gesitueerde ravijn. En ja hoor, enkele meters lager ontwaren wij het ons te Nyamsassa voorbij gesnelde blauwe voertuig.
De omvang van de aangerichte ravage is voor ons moeilijk in te schatten want in een flits zijn wij de plaats des onheils al voorbij. Christopher en Bernardin overleggen kort of wij niet moeten stoppen maar volgens Bernardin is er iets verderop een groter bewoond centrum en wordt de nodige hulp weldra van daaruit geregeld. Als kind van de streek en vertrouwd met het reilen en zeilen van deze gemeenschap kunnen wij hem op zijn woord geloven en tuffen dus maar verder.
Het is duidelijk dat onze chauffeur-abbé de reis grondig heeft uitgekiend want ik verneem eveneens dat er na het familiebezoek te Nyamsassa nog een volgende tussenstop met vriendendienst op de tabellen staat. Blijkt dat wij binnen enkele kilometers niemand minder dan abbé Désiré zullen oppikken. Ik ontmoette abbé Désiré ongeveer drie jaar geleden op het eiland Idjwi waar hij pastoor was van de parochie van Bumpeta. Blijkbaar hebben zijn broodheren hem sindsdien naar een post op het vaste land gemuteerd. Bernardin, Christopher en Désiré kennen elkaar al sinds de tijd die zij samen op het Groot Semenarie van Buhimba doorbrachten. Enkele kilometers verder, ter hoogte van een dorp, staat hij ons inderdaad langs de weg op te wachten. Zoals het vaak gaat in Congo is Désiré niet alleen op de afspraak en komt hij ook niet met lege handen. Behalve onze verwachte passagier klimmen ook nog een jongen en een meisje van een 12-tal jaar samen met een andere man aan boord van onze landrover. Bovendien worden eveneens enkele zakken maniok, ananassen en nog meer stevig verpakte voedingswaren ingeladen terwijl ook een heuse levende kip zonder veel omhaal onder één van de metalen opklapbare bankjes wordt gepropt. Het arme dier protesteert aanvankelijk luid kakelend maar geeft het al snel op. De laadruimte achterin zit zo propvol dat Christopher en de nieuwe passagier bovenop de zakken moeten plaatsnemen. Daar gaan wij dan, de wagen volgeladen. Désiré zal meerijden tot in Nyambibwe. De twee kinderen daarentegen zullen ons tot in Bukavu vergezellen.
In Kalehe Centre ; Foto : E. Merveillie
Nyabibwe ligt op 100km van Goma wat betekent dat wij nu halfweg zijn. Hier nemen wij afscheid van abbé Désiré maar niet zonder eerst nog eens kennis te maken met enkele lokale personages en hoe kan dit beter dan bij het consumeren van een biertje. Wij zetten koers naar de afspanning “ Le Relais Bralima “ waar wij ons op het achter het hoofdgebouw gelegen overdekte terras installeren. Daar ontmoeten wij onder andere ene Mr. André. De man blijkt een oud leermeester te zijn van Christophe en Bernardin. Op dit ogenblik is het rustig in Nyambibwe maar het is niet altijd zo vredig geweest in deze streek. Dit mijnstadje is namelijk de “comptoir” waar de creseurs, die op risico van hun eigen leven in de rondom gelegen heuvels coltan, cassiterite en andere “smartphone-mineralen” opdelven, hun oogst komen verkopen. Amper een tweetal weken geleden is hier nog zo'n artisanale mijn ingestort met tientallen doden tot gevolg. Gezien de functie van het stadje lag het ten tijde van de rebellenoorlog in de jaren negentig en begin 2000 natuurlijk ook mooi in de vuurlijn zodat er toen hier heel wat werd vernield. Christopher en Bernardin hebben die bewogen maar vooral gevaarlijke periode hier zelf nog meegemaakt. Het is al ruim 15h wanneer wij het mijnstadje verlaten. De lokale gastheren denken dat wij de laatste 100km gerust in 3, hoogstens 4, uren kunnen afhaspelen. Zonder rekening te houden met “les imprévus”, wel te verstaan ! Want ingeval van pech onderweg weet alleen God wanneer wij Bukavu zullen mogen aanschouwen. De landrover is toch al wat van zijn lading kwijt. Met abbé Désiré verdween meteen ook de helft van de onderweg supplementair ingeladen vracht. Ook staan er geen verdere tussenstops meer geprogrammeerd. De weg verkeert in een behoorlijke staat maar al draaiend en kerend gaat het tracé voortdurend op en neer. Plankgas geven is er dus wel niet bij. Bernardin houdt halsstarrig een gemiddelde van 40 à 50 km/h aan. Een keer komen wij nog voorbij aan een brug waar werken aan de gang zijn. De aanwezige arbeidersploeg wil ons over het nog niet volledig afgewerkt bouwwerk laten rijden maar Bernardin vertrouwt het zaakje niet. En gelijk heeft hij ! Wanneer wij iets verderop langs de noodvoorziening oversteken, kunnen wij zien dat de betonstructuur nog in zijn bekisting staat. Onze toch nog steeds zwaarbeladen jeep had er even goed meteen kunnen door zakken. Langzamerhand komt er ook een kentering in het weer. Het begint lichtjes te regenen. Het gemiezer is eerder een zegen dan een last want het zorgt ervoor dat wij minder worden gehinderd door het opwaaiend stof. Gelukkig blijft de grote plensbui uit. Aangezien wij aardig op schema lijken te zitten houden wij toch nog eventjes halt in Kalehe- Centre, hoofdplaats van het gelijknamige gewest. Op het centrale plein staat een rotonde met daar middenin een borstbeeld van Lumumba. Het pleintje heet dan ook “Place de l' indépendance”. Ik maak even een praatje met een jonge man die, gezeten voor de deur van zijn woning, bezig is met het fabriceren van een soort kleine kacheltjes. Het zijn als het ware kookplaten gemaakt uit stukken oud ijzer, een 50 tal centimeter lang en ongeveer 15 centimeter hoog en met een holte in het midden waarin de mama's makala kunnen branden. Ondertussen doet abbé Bernardin zijn herderlijke rondgang en komt even later terug bij de jeep vergezeld door een man die ons een lift tot in Katana afsmeekt. Het is niet erg naar de zin van Christopher maar de goede abbé, die ten slotte natuurlijk wel het stuur in handen heeft, aanhoort de smeekbede van de man. Even later zit hij dan ook met pak en zak achteraan in de landrover te glunderen. Vol goede moed en zeer tevreden over het verloop van onze reis zetten wij de weg voort. In geen tijd bereiken wij Katana. Daar, aan het kruispunt met de weg die naar de luchthaven van Kavumu leidt, is er een tankstation.
Voor alle zekerheid en om te voorkomen dat wij sneuvelen in het zicht van de eindstreep, slaan wij toch maar nog enkele liters diesel in. Zo, nu kan ons niets meer gebeuren ! Althans, dat denken wij toch ! Hoogmoed komt voor de val. Enkele kilometers verder blijkt immers al dat wij te vroeg victorie hebben gekraaid. Onze linker achterband is helemaal lek en zo plat als een cent. Eigenaardig genoeg heb ik, nog iemand anders van ons gezelschap tot nog toe daar ook maar iets van gemerkt. Alleen Bernardin beweert dat hij al enige tijd zo'n donkergrijs vermoeden had en bovendien al van bij het vertrek betwijfelde of die band het de hele rit zou kunnen uitzingen. Quod erat demonstrandum ! Onze abbé is dan wel een knap chauffeur, het hanteren van gereedschap lijkt veel minder zijn ding; of is het omdat hij het beneden zijn priesterlijke waardigheid acht de handen vuil te maken ? Even buiten het wat minder drukke centrum van Katana zet hij de jeep aan de kant en gaat hulp halen. Bij nader inzien hebben wij immers wel een reservewiel maar geen sleutel en krik. Het duurt niet lang of wij zijn omringd door een groepje nieuwsgierige toeschouwers. Ondertussen heeft Bernardin ergens verderop een geschikte en met het nodige werktuig uitgeruste persoon gevonden aan wie hij het klusje kan uitbesteden. De man wordt aan het werk gezet en terwijl onze “onderaannemer” de klus klaart gaan Christopher en ik op zoek naar een geschikte drankgelegenheid. Het eerste etablissement dat wij binnenstappen bezorgt ons al meteen een verrassing. Op twee bankstellen na is de inkomhal helemaal leeg en niets wijst erop dat hier drank wordt geschonken. Via een deurtje komt een man uit een achterkamertje tevoorschijn die ons vragend aankijkt. Christopher spreekt hem aan, kijkt eerst even onthutst bij het aanhoren van de man en schiet dan in de lach. Kennelijk zijn wij een huis van ontucht binnengestapt. “On ne peut rien boire ici, c'est un endroit où les gens viennent pour faire la débauche”, verklaart Christopher met duidelijke binnenpret. Een eindje verderop in de straat is er dan toch een “nganda” waar wij in de tuin kunnen plaatsnemen en een biertje of sucré nuttigen.
Reizen in Congo is een dorstige bezigheid , "Le Relais" in Nyabibwe ;
Foto E. Merveillie
In Katana, net voor de splitsing met de weg naar Kavumu ; Foto : E. Merveillie
Bernardin, die intussen zijn witte soutane heeft afgelegd, komt ons even later vervoegen. De tijd staat echter niet stil. Wanneer de nodige herstelling is uitgevoerd en wij eindelijk onze weg kunnen verderzetten is de duisternis al ingetreden. Maar eerst ontstaat nog even een korte maar vinnige discussie tussen Bernardin en een groepje omstaanders. Enkelen onder hen vinden dat ook zij recht hebben op een billijke vergoeding, al was het maar om alle goede raad die zij zo edelmoedig vanop de zijlijn hebben verleend. De abbé denkt er niet aan en scheldt de jonge snaken de huid vol. De donderpreek mist zijn uitwerking niet en weldra kunnen wij deze zondaars ter plekke achterlaten. Het klinkt contradictorisch maar het is een feit : naarmate wij Bukavu naderen wordt de staat van het wegdek steeds meer erbarmelijk. De vrijwel totaal vernielde tarmac is één en al putten en verzakkingen. Indien wij al niet in Katana een lekke band hadden gekregen dan zou dit hier zonder twijfel toch nog ons lot zijn geworden. De laatste kilometers wordt het hotsend en botsend een echte slalom tussen, door en over de ontelbare “nids de poules”. Het is al tussen 19h en 20h wanneer wij de poorten van Bukavu bereiken maar dat wil nog niet zeggen dat wij thuis zijn. Wij geraken verzeild in een gigantisch verkeersinfarct. Aanvankelijk gaat het nog kruipend vooruit maar ten hoogte van de Bralima is het totale stilstand. Als klap op de vuurpijl staat er in de file in de tegenovergestelde rijrichting een mastodont van een vrachtwagen die de brouwerij wil/moet binnenrijden. Eenmaal die zijn manoeuver inzet is het feest compleet. Niemand in de beide rijrichtingen geraakt nog voor of achteruit waardoor uiteraard de gemoederen iets of wat verhit geraken en er door menig chauffeur lustig op los wordt getoeterd en gefoeterd. Tot overmaat van ramp begint de motor van ons voertuig een wel heel eigenaardig geluid te maken. Naarmate de tijd verstrijkt en er slechts centimeter voor centimeter voortgang wordt geboekt, zit deze jongen echter met een heel apart probleem : ik moet dringend een plas. Nu kan je hier in dit drukke gewemel van voertuigen en mensen , zeker als blanke, onmogelijk uitstappen en even tegen je achterwiel gaan staan plassen. Over naar plan B dus ! Aangezien wij ons al in Bagira, een buitenwijk van Bukavu bevinden, is de straat omzoomd met één ononderbroken rij van aanééngebouwde koterij waarin allerhande handeltjes zijn ondergebracht. Gedreven door de onweerstaanbare roep van de natuur stap ik één van deze krochten binnen, Op mijn vraag vraag “ si je peux me soulager quelque part” wordt ik een nauwe, houten trap opgestuurd. Het is er een aanéénschakeling van een in houten planken bijéén getimmerd labyrint van nauwe gangetjes.Het is er benauwd en broeierig warm terwijl de duisternis slechts hier en daar door het flauwe schijnsel van één lampje wordt verjaagd.
Ik heb het gevoel dat ik in een scène van een Indiana Jones film ben binnengestapt en dat er zo direct één of andere agressieveling luid schreeuwend voor mijn neus tevoorschijn zal springen. De “sanitaire voorziening” blijkt zich op het einde van zo'n met houten planken bekleed en slechts één persoon breed doodlopend gangetje te bevinden. Daar sta ik plots voor een in het halfdonker onpeilbaar zwart gat in de vloer waarvan de zich rondom verspreidende stank weinig twijfel laat over de functionaliteit. Vlug, vlug ! ! Want ik voel mij hier niet erg op mijn gemak ! En dan doorheen het houten labyrint terug naar buiten. Oef ! , dat lucht op. Alleen jammer ( of gelukkig?) , dat onze jeep ondertussen nauwelijks enige vooruitgang heeft gemaakt.
Wanneer wij eindelijk uit de verkeersknoop zijn losgeraakt wil ik echter niet onmiddellijk naar het Centre Olame waar ik de volgende dagen zal logeren maar geef opdracht om “linea recta” koers te zetten naar het hotel/restaurant l'Horizon. Dit hotel is één van de meer luxueuze gelegenheden in Bukavu waar bemiddelde Congolezen en royaal betaalde expats thuis zijn. Toegegeven het is daar niet goedkoop en wij zien er enigszins sjofel en bestoft uit maar...... “on s'en fou”! Na een lange vermoeiende reis heb ik namelijk een leeuwenhonger en verschrikkelijk veel zin om de inwendige mens eens hartig te verwennen. Christopher, Bernardin en ikzelf laten bier en frisdrank aanrukken en doen ons tegoed aan een lekkere kip zodat wij ons een uurtje later moe maar tevreden bij het “Centre Olame” aanmelden. Ik betrek er een kamer op de eerste verdieping van het gebouw waar zich ook de kantoren van het Centre bevinden. De zonnepanelen zorgen voor elektriciteit maar op dit uur is er wel geen stromend water meer. Gelukkig staat er een grote, vooraf met water gevulde kuip in de douche. Nadat ik het stof van lijf en leden heb afgespoeld duik ik vervolgens zonder veel verdere plichtplegingen in bed en onder het muskietennet voor een verkwikkende nachtrust. De volgende dag vernemen wij dat, terwijl wij langs de landroute onderweg waren en ons in een staat van gezegende onwetendheid bevonden, enige paniek in Bukavu was uitgebroken. Het gerucht deed de rondte dat een eventueel met ebola besmette vrouw in Goma aan boord van een boot was gestapt. Aangezien niemand blijkbaar met zekerheid wist te zeggen wie en/of welke boot het hier betrof werd die avond aan alle vanuit Goma komende boten de toegang tot de haven van Bukavu geweigerd. De voltallige vloot heeft dus de hele nacht op het meer gedobberd tot men tot de conclusie kwam dat de vrouw, die als passagier met een “hors bord” was meegereisd, reeds op één van de eilandjes van boord was gegaan en dus Bukavu nooit heeft bereikt.
Reactie plaatsen
Reacties