IDJWI

Onderweg op het eiland Idjwi , juli 2016  Foto : Eddy Merveillie

De soep van de Capucijnen

Op 30 mei 2016 landen Thérèse en ik  op de nieuwe luchthaven van Ndjili waar alles vlot verloopt en wij worden opgewacht door de steeds goedlachse en welgezinde Professor Bruno Lapika Dimomfu die ons transport naar het gastenverblijf van de Capucijnen te Limete heeft georganiseerd. De ontvangst is er heel hartelijk want ten slotte zijn wij  hier zo stilaan thuis ! Gelukkig treffen wij er nog Julien, de boekhouder. Er moeten immers al onmiddellijk enkele schikkingen worden getroffen voor de bagage die wij hier in bewaring zullen geven zodat  wij morgen iets lichter gepakt en gezakt onze reis kunnen verder zetten. Na het afhandelen van de formaliteiten is het dan hoog tijd om de inwendige mens te versterken.  Onze komst was aangekondigd en de kok heeft nog voor een dampend bord soep en een hartige hap gezorgd. 

 

Mensen voor wie Centraal-Afrika volledig onbekend terrein is en die bij een eerste ontmoeting vernemen dat ik een verwoed Congoreiziger ben, stellen mij vaak de vraag : “ wat krijg jij daar dan wel te eten” ? Het is een raadsel dat hen doorgaans nog meer intrigeert wanneer zij te horen krijgen dat mijn Congo-avonturen mij regelmatig tot diep in het binnenland voeren.

Eén ding is zeker : wie kieskeurig is blijft beter thuis, want je moet bereid zijn om je aan alles te wagen. Geconfronteerd met de “cuisine locale” is de enige pertinente vraag : wat is de kans dat ik hiervan ziek word ? Een vraag waar je trouwens nooit met 100% zekerheid op kan antwoorden. Dat leidt dan al eens tot het tegenovergestelde gedrag van wat je thuis zou doen. Het enige vlees dat ik op een broussetrip eet is steevast meer dan bruin gebakken. Het mag voor mijn part zelfs de verkoling nabij zijn : als ik kan kiezen tussen een mogelijke instant dysenterie en of de mogelijke lange termijn gevolgen van een te hoge inname van dioxines door verbranding dan kies ik resoluut voor de 2e optie. Wat ik echter zeker nooit zal aanraken is het vlees van primaten. In Komba, in de Bas Uele, zag ik hoe de dorpelingen een pas gestroopte aap aan het “vierendelen” en prepareren waren voor de kookpot en dat is toch een verdomd onappetijtelijk zicht. Het was een uit de kluiten gewassen beest, vermoedelijk een chimpansee ook al werd dat door de chef-kok van dienst bij hoog en laag ontkend. Nog afgezien van het feit dat je de indruk hebt dat je jezelf toch eigenlijk aan een zekere vorm van kannibalisme overgeeft, bestaat er immers toch wel een zeker risico op besmettingsgevaar van ziekten die, juist door de genetisch nauwe verwantschap met de mens, van de ene soort op de andere kunnen worden overgedragen.

Honger is de beste saus en je moet onderweg op krachten blijven dus: chikwangue, fufu, mpondu, madesu...ik speel het allemaal vlot naar binnen. Toegegeven : het ene met al wat meer ethousiasme dan het andere. Mijn lievelingshapje is lituma, een variatie op de maniok-fufu maar dan op basis van banaan. De moambe die wij hier in België feestelijk verorberen is mij in nog geen enkel dorp voorgeschoteld. Diep in het Congolese binnenland is het Afrikaanse "renkieken" immers maar een taai, mager beestje dat meer als ornament dan als hoofdbrok bij de mpondu wordt opgediend. Maar de mensen zijn zeer gastvrij en dus eet je zoveel mogelijk wat men je voorzet en een gezonde dosis pili-pili doet bovendien veel passeren. In Yahuma was het schildpad, in Gungu een soort kleine ratjes vergezeld van chenilles. Al gebied de eerlijkheid mij te bekennen dat ik voor die rat toch even heb gepast. Harry, mijn goede vriend en reisgezel van destijds, tastte daarentegen onverschrokken toe en tot op de dag van vandaag mag hij mij nog steeds met plezier aan deze morele nederlaag herinneren. Veel wordt ook bepaald door de streek waarin je verblijft. In Bikoro was het bijvoorbeeld al vis dat de klok sloeg en op Idjwi bleek de fufu bereid te zijn uit een mengsel van maniok en sorgho waardoor de “boule nationale” een eigenaardige wat donkere, paarsachtige kleur vertoonde. Het gaat het er natuurlijk niet altijd en overal zo exotisch aan toe en zeker niet voor wie in Kinshasa of Lubumbashi verblijft. Daar zijn er voor de expats genoeg gelegenheden waar men zich aan de de beste Europese keuken een rolberoerte kan eten.

Er is echter iets dat voor mij door de jaren heen tot een ritueel is uitgegroeid. Telkens ik in Kinshasa aankom kijk ik na een vermoeiende reisdag al reikhalzend uit naar de hartige hap die in de 5e rue van Limete in het tehuis van de Capucijnen op mij staat te wachten met als hoogtepunt op het menu een dampend bord soep. De soep van de Capucijnen is tussen mij en mijn vaste roadmate Thérèse ondertussen uitgegroeid tot een soort onderlinge running joke. Elke keer verorber ik het door Daddy, de plaatselijke kok, bereide groentebrouwsel met zichtbaar zoveel smaak dat zij zich daar steevast weer vrolijk over maakt. Smaken verschillen en Daddy weet het pepervat zeker wel met kwistige hand te bedienen maar over de ingrediënten kan er geen discussie zijn. Bij de Capucijnen in Limete hebben ze een prima tuinier en de groentetuin die in alles voorziet ligt er dan ook steeds piekfijn bij. Met deze prachtige oogst brouwt Daddy met meesterlijke hand, voor mij althans, de beste soep van Kinshasa en omstreken. Daarom wil ik bij deze een welgemeend eresaluut brengen aan Daddy, de man achter het fornuis bij de Capucijnen in Limete.

Bij de Capucijnen in Limete, Kinshasa ; foto's : Eddy Merveillie 

vermoeide leeuw aan de boord van het Kivu -meer in Goma ; foto Eddy Merveillie

Naar Idjwi via Goma

De volgende dag vertrekken wij met Congo Airways  naar Goma. Het is de eerste keer dat wij ons leven in handen leggen van deze nieuwste der Congolese luchtvaartmaatschappijen. Het grote voordeel ten opzichte van grote  concurrent en tot voor kort  soevereine heerser over het Congolese luchtruim CAA,  is dat Congo Airways directe vluchten naar Goma aanbiedt. De vlucht verloopt vlekkeloos en even voor het middaguur landen wij op de luchthaven van Goma.  Nauwelijks heb ik een voet op het tarmac gezet of daar rinkelt de telefoon. ! Christopher Bisimwa, plaatselijk ARC-militant en onze man ter plaatse, meldt zich aan en geeft ons rendez-vous op de parking aan de uitgang van het luchthavengebouw.  Daar ontmoeten wij hem samen met zijn vriend en chauffeur Dieudonné die ons met zijn gammele rode Suzuki komt oppikken. Het eerste wat opvalt als je door Goma rijdt is de nadrukkelijke  aanwezigheid van de UNO-troepen. Het blauw van de VN is hier in het straatbeeld overal te zien en het is ook deze massale aanwezigheid die  Goma economisch draaiende houdt. Het lijkt een paradox maar in Congo zijn het de conflictgebieden die, dankzij de aanwezigheid van allerhande internationale organisaties van alle allooi, de meeste geldmiddelen aantrekken. De mooiste en meest lucratieve baantjes hier in Goma zijn te vinden bij de talrijke NGO's die al of niet bij de UNO aanschurken. Het is een fenomeen dat de Nederlandse journalist en ervaringsdeskundige ter plaatse, Dirk Jan Koch in zijn boek " De Congo Codes" haarfijn heeft beschreven. 

Het oorspronkelijke plan was om nog dezelfde dag de boot naar Idjwi te nemen maar dat feest gaat niet door. Christopher wacht nog op een belangrijk bericht vanuit Kinshasa dat maar niet binnenkomt en wanneer het dan toch uiteindelijk komt is het definitief te laat om in te schepen. Eigenlijk ben ik er niet rouwig om want k hou niet zo van al die "précipitation".  Christopher en Dieudonné leiden ons naar een restaurant waar wij ons aan een buffet à volonté kunnen bedienen van bakbanaan, rijst, fufu, kip, ntaba, vis en zoete aardappelen.  Terwijl wij het ons goed laten smaken zet ik toch al de "wheels in motion" om contact te kunnen maken met de familie Sangara, de familie van mijn goede vriend Baudouin. De familie Sangara is hier in de streek tussen  Goma en Bukavu  naar het schijnt een plaatselijke beroemdheid en bovendien van edelen bloede. Christopher bevestigt dit en legt uit dat de naam Wa Ntale, hun met de "authenticité" strokende naam, verwijst naar de afstamming van Ntale, de chef coûtumier van het Territoire de Kalehe.

We slagen er in om contact te leggen met de neef van Baudouin en regelen een eerste korte ontmoeting in het restaurant waar hij ons komt vervoegen. Aangezien onze tijd nu echter heel beperkt is en wij nog van alles moeten regelen in het licht van de boottocht van morgen, spreken wij af om elkaar uitgebreider te ontmoeten na onze terugkeer van Idjwi.

 

Even later gaan wij toch maar eens een kijkje nemen in de haven van Goma. De afdaling naar het meer gaat over een abominabel slechte weg. Een vreemde combinatie van aarde, slijk en gestold lava. De gammele Suzuki van Dieudonné kruipt behoedzaam het kronkelend pad naar beneden tot aan de oever van het Kivu meer. Daar liggen tientallen boten, klein en groot, aangemeerd.  Op het eerste zicht ontwaar ik er niet 1 die mij enigszins zeewaardig lijkt. .   Alles ziet er ongelofelijk smerig uit en het hier en daar loshangend plaatwerk zegt veel over de staat van onderhoud. Er heerst een drukte van belang want dit is het uur waarop men volop bezig is met laden en lossen. Dat inladen van de vrachten is een heel karwei waarbij men zich weinig gelegen laat aan de maximum toegelaten tonnages. Het mag dan ook niet verwonderen dat regelmatig één van die schuiten schipbreuk lijdt.  De boten die nu worden geladen varen uit bij valavond en zullen pas morgen Bukavu bereiken.  Christopher poogt nog even ons te overhalen om op 1 van die lekke teilen in te schepen maar daar bedank ik toch voor.                                                                                                                                                 

Eilandjes in het KIvu meer ; foto Eddy Merveillie 

Wij blijven dus nog een nachtje in Goma. Christopher versiert voor ons een prima logement in de "auberge Isidore Bakanja" van de Diocèse de Bukavu. Als oud-seminarist heeft hij hier goede connecties en kan voor ons een gunstig verblijfstarief bedingen. De kamers en het restaurant zijn hier dik in orde en zodoende kunnen wij lekker eten en van een goede nachtrust genieten.  Tegen de ochtend barst er een hevige regenbui los die maar blijft aanhouden zodat het er tot mijn afgrijzen naar uitziet dat wij midden in dit pokkenweer het meer zullen moeten oversteken. Om 06h15 vetrekken wij naar de haven om er met de "cano rapide" van 09h00 te kunnen vertrekken. Het inschepen start al om 07h30 maar verloopt vlot inclusief het verplichte papierwerk bij de DGM.  Na weging wordt de bagage zonder veel omhaal de laadruimte ingekeild en om 09h00 kiest de "Kivu Queen" het ruime sop. De boot vaart snel ondanks de onophoudelijke regen en er staat een toch wel aanzienlijke golfslag op het meer maar storm kan je het nu ook niet noemen. Aanvankelijk kunnen wij nog de oever van  de regio Kalehe  ontwaren maar even later is er geen land meer te bespeuren en kan je je op volle zee wanen.  Dit is het gedeelte dat hier "le grand lac" wordt genoemd. Na zo'n 01h45 varen, krijgen wij Idjwi in het zicht maar blijven dan nog een dikke drie kwartier langsheen het eiland varen tot wij de haven van Bugarula  bereiken waar wij aanmeren. Thérèse en ik zijn de enigen die hier uitstappen, alle overige reizigers zijn bestemd voor Bukavu. Haven is een groot woord. Bugarula is slechts een aanlegplaats met een houten hangar er naast die daar trouwens blijkbaar op kosten van de Duitsers is neergepoot. Daar worden wij al onmiddellijk door enkele jonge kerels aangeklampt die ons met bagage en al op hun motorfiets gezwind tot aan de Paroisse de Bumpeta voeren, onze uitvalsbasis voor het gehele verdere verblijf hier op Idjwi. Wij maken voor het eerst kennis met de curé Floribert , abbé Désiré en monsieur le diacre Annaclé.  De hele motorrit tot aan de paroisse en de kennismaking met de hier huizende geestelijke Drievuldigheid verloopt in de plenzende regen. Het is duidelijk dat wij voor vandaag op niet veel zonneschijn meer moeten rekenen. 

Op Idjwi 

Onze logies zijn basic maar proper . Uiteraard is er geen airco en elektriciteit is enkel beschikbaar tussen 18h00 en 22h00 door middel van de generator. Water is er dankzij de aanwezigheid van een grote watertoren en, oh wonder, de loodgieterij functioneert. Enig minpuntje is dat wanneer je in de namiddag water neemt dat behoorlijk warm is omdat de inhoud van de watertoren dan al de hele dag in de blakende zon heeft staan koken. De pot schaft hier enkel Congolese kost. Kip, mpondu en fufu die hier bestaat uit een mengsel van maniok en sorgho waardoor de boule nationale een voor ons wat eigenaardige licht paars-rode kleur heeft. Christopher, Floribert, Désiré en Annaclé vinden het om van te smullen. Ook kleine, gedroogde en gezouten vis ( frettin) staat in Bumpeta op de menukaart. Het plaatselijke dieet stelt voor de doorwinterde Congo-reiziger geen enkel probleem en dus eet ik met smaak mee met onze gastheren. Nog een kleine eigenaardigheid : de pili pili is hier geen pureetje van pepers maar een puur pepersap dat in een klein bokaaltje op tafel wordt gezet. Het is in elk geval een moordend heet elixir waarbij alle overdaad uit den boze is.  Om ons helemaal van de hongersnood te vrijwaren heeft Christopher bovendien het briljante idee gehad om twee bollen kaas vanuit Goma mee te brengen. Het is de eerste maal dat ik de befaamde kaas uit de Masissi proef en ik moet toegeven die is succulent ! Onze bollen zijn geproduceerd in de abdij van Mokoto. Ik besluit meteen zeker één exemplaar van deze delicatesse mee naar huis te nemen. 

De Cure van Bumpeta ; foto Eddy Merveillie 

Onze eerste volledige dag op Idjwi wordt besteed aan het afleggen van de verplichte beleefdheidsbezoeken aan de lokale gezagsdragers. Maar voor wij dit noodzakelijke diplomatieke nummertje opvoeren, gaan wij toch nog even langs bij de naaste buren van de cure :  Les Soeurs de la Résurection. Het verblijf van de goede zusters bevindt zich op wandelafstand van de cure. Op deze korte wandeling worden wij al meteen geconfronteerd met de geografische realiteit op Idjwi. Het gaat hier voortdurend op en neer en niet zo maar wat zacht golvend maar er zijn toch wel degelijk enkele verduiveld steile klimmetjes. Wij worden door de zusters heel hartelijk onthaald. Momenteel zijn ze in deze tegenwoordig nog uitsluitend Congolese gemeenschap  hier slechts 4 in getal waarvan er 2 aanwezig zijn op het ogenblik van ons aankloppen. De oudste zuster is een heel goedlachse dame die ons meteen op drank en versnaperingen trakteert. Naast de obligatoire Primus en sucrée heeft zij ook nog een eigen brouwsel in de aanbieding. Het is gemaakt van de vruchten van een lokale bessenstruik. De beleefdheid vraagt dat wij toch even proeven maar mijn smaak is het alleszins niet. Christopher daarentegen lust het goedje duidelijk wel ! Tot mijn grote verbazing hangt hier het portret van de Spekpater Werenfried Van Straeten  aan de muur. Hij blijkt één van de stichtende krachten van deze zusterorde te zijn. Dat is een hele verrassing voor mij, ik heb nooit geweten dat hij een band met Congo had .Les Soeurs de la Résurrection houden zich hier voornamelijk bezig met de opleiding en begeleiding van jonge meisjes waarbij er nadruk wordt gelegd op het hen bewust maken van hun eigen mogelijkheden om het lot in eigen handen te nemen. Net zoals in de rest van Congo zijn jeugdige zwangerschappen hier een groot probleem. Een probleem dat niet alleen een maatschappelijke dimensie kent maar vaak ook ernstige gevolgen voor de gezondheid veroorzaakt zoals de fistels die optreden na de bevalling of een slecht verlopen zwangerschap. 

De ere-galerij in het klooster van Les Soeurs de la Résurrection ; foto Eddy Merveillie 

Het eerste beleefdheidsbezoek gaan wij afleggen bij de plaatselijke Adminstrateur Territorial. Wij gaan er heen met de jeep van Abbé Désiré.  Floribert is ook  van de partij. Het voertuig is duidelijk aan zijn laatste dienstkilometers toe  en puft met de laatste krachten die nog in de motor resten amechtig over de piste.  Rondom het huis van de administrateur is het  behoorlijk drassig zodat wij met natte moddervoeten het bestuurlijk heiligdom betreden. De administrateur is een klein vinnig ventje die mij zo op het eerste zicht iemand lijkt waarmee het kwaad kersen eten is. Hij is dan ook heel direct in zijn vraagstelling en wil onmiddellijk weten wat wij denken te kunnen bijdragen tot het welzijn en de verdere ontwikkeling van Idjwi. Hengelt die nu naar geld of wat ? In elk geval reageert hij als zovele officiële dienaren met veel ongeloof  op onze onze uitleg dat wij hier enkel "ten toeristische titel" zijn : niemand komt zomaar naar Congo, er moet een onderliggend zakelijk motief zijn ! Het blijft een beleefd onderhoud maar ik kan niet zeggen dat er een vonk van sympathie tussen ons overspringt. 

Wanneer wij even later terug plaatsnemen in de "luxe car" van Abbé Désiré om ons op weg te begeven naar onze afspraak met de Mwami, is er niet de minste beweging in het voertuig te krijgen. Blijkbaar heeft het vehikel maar 1 op de 2 keer zin om vlot te starten.  Ik heb er geen idee van welke magische handelingen Désiré allemaal uitvoert, maar na enkele tijd slaat de motor toch aan en kunnen wij verder. Ik hoop van harte dat dit niet het voertuig is waarmee wij de volgende dagen het hele eiland gaan doorkruisen.  Het is al redelijk laat wanneer wij de Mwami ontmoeten. Niet thuis of op kantoor maar in een nganda, zijne excellentie wil immers getrakteerd worden. Hij is echter wel een zeer onderhoudend causeur en duidelijk iemand die ook de wereld buiten Congo kent. Hij bezit hier toch enige maatschappelijk aanzien zodat de Administrateur Territorial niet geheel oppermachtig is. In de payote waar wij hem spreken wordt het al snel duister en ook stilaan onaangenaam fris. Tijd om afscheid te nemen.

Afdaling naar het Kivu meer ; Foto : Eddy Merveillie 

Naar het Zuiden

Onze eerste trektocht zal ons doorheen het zuidelijk deel van het eiland leiden. Voor het noodzakelijk vervoer kloppen wij aan bij het Centre de Promotion Rural. Zoals overal in Congo zijn ook op het eiland Idjwi de wegen onbestaande of op z'n minst in erbarmelijke staat. Bovendien heeft de Mwami ons gewaarschuwd dat er na het voorbije regenseizoen heel wat bruggetjes dienden te worden hersteld, Buiten het vehikel waarmee Désiré en Floribert zich verplaatsen, heb ik hier nog geen enkele auto bespeurd. Tot mijn grote opluchting moeten wij echter toch niet op weg in dat wrak op vier wielen.  Voor een enigszins goed functionerend voertuig richten wij ons dus tot het CPR. Christopher regelt het zaakje maar zelf zullen wij na onze terugkeer nog in eigen persoon een bezoekje brengen aan het Centre, annex bananenplantage. In dit centrum blijkt vooral het kweken van bonen momenteel erg in te zijn. De bananenplantages hebben, zowel hier op Idjwi als op het vasteland rondom  Goma, de laatste paar jaar flinke klappen gekregen. Zij werden geteisterd door de "Wilt- bacterie", een hardnekkig beestje dat hele plantages ruïneerde. Bij het CPR loopt nu een programma waarbij een Duitse organisatie onderzoek voert naar een resistente bananensoort.  Een werkje van lange adem maar men schijnt op goede weg te zijn.  Ook aan de Leuvense universiteit wordt daar trouwens naarstig naar gezocht. Het valt mij terloops ook op dat op Idjwi toch wel een uitgesproken Duitse aanwezigheid in het NGO-landschap bestaat.

Wij vertrekken al vroeg in de ochtend, Een gouden regel voor elke Congoreiziger : plan uw vertrek zo vroeg mogelijk in de dag ! In Congo zijn de wegen immers verraderlijk en “ les imprévus” talrijk. Wanneer onze jeep aan de procure van Bumpeta komt voorgereden ben ik toch wel enigszins verrast om vast te stellen dat de man aan het stuur maar 1 oog heeft. In de loop van de dag zal hij echter bewijzen dat deze handicap hem niet belet een uitstekend chauffeur te zijn. Al gauw blijkt de auto het echte probleem te zijn. Na nauwelijks enkele kilometers staan wij al in panne. Dat belooft ! Gorré, zo heet onze chauffeur weet echter raad. Hij gaat fluks wat aan de motor sleutelen met als resultaat dat de jeep plots een immense zwarte roetwolk uitbraakt  en vervolgens weer helemaal vlotjes gaat draaien. Ondertussen heb ik opgemerkt dat wij zonder een reservewiel op pad zijn. Ok, eventjes niet aan denken ! Ik besluit om er geen opmerking over te maken. Wij zien wel wat er verder gebeurt onderweg.! Er zijn hier wel geen grote waterlopen die moeten worden overbrugd  maar er zijn wel ontelbare kleine "beekjes" en andere door de overvloedige regen en weggespoelde grond veroorzaakte onderbrekingen in de weg.  Op het eerste bruggetje loopt het al bijna mis. Een van de voorwielen slipt weg en dreigt vast te geraken tussen twee boomstammen die net iets te wijd uit elkaar zijn gelegd. Er is echter geen keuze : wij moeten het blijven proberen, ook al lijkt het nog zo moeilijk. Na zo'n vier pogingen te hebben gewaagd en er even zoveel te hebben afgeblazen gaat Gorré dan toch voor de finale jump. De wielen goed recht, even ademhalen  en gas geven!  Even later staan wij succesvol aan de overkant.

Bij het Hospitaal van Monvu ;  Foto : Eddy Merveillie 

Nauwelijks onderweg en de eerste panne  is al een feit  ; foto Eddy Merveillie

 Wat er echter ook gebeurt 1 ding is zeker : wij kunnen niet verdwalen : er is op heel Idjwi  immers maar 1 hoofdweg en die loopt van noord naar zuid doorheen het eiland. Bij onze ontmoeting met de Mwami waarschuwde deze ons echter wel dat na het regenseizoen er heel wat bruggetjes waren vernield of beschadigd en de herstellingen niet overal even minutieus gebeuren. De weg die voortdurend klimt en daalt verloopt ook quasi volledig langsheen de boord van het eiland waardoor hij een enorm slingerend traject kent en er naast ons bijna voortdurend een dreigende afgrond gaapt. Het grote gevaar hier is dat de jeep in de poto poto gaat wegschuiven en wij zo de dieperik kunnen  inglijden. Positief is dan weer dat wij de hele tocht welhaast voortdurend een prachtig uitzicht op het Kivu meer behouden. 

De eerste halte is het Hospitaal van Monvu dat wij naarmate wij de heuvel afdalen en onze  bestemming naderen van tussen het  weelderige groen zien opdagen. Wij brengen er geen bezoek aan de ziekenzaal maar worden wel hartelijk ontvangen door één van de zusters die de boel hier draaiende houden. Wij worden op een drankje getrakteerd en krijgen een korte uitleg over de werking van deze instelling die  voor alle zieken en gewonden uit de wijde omgeving als toevluchtsoord dienst doet. Maar de tijd dringt en wij moeten onze weg verder zetten richting Kashofu.

In Kashofu is het marktdag en heerst een gezellige drukte. Er is hier ook een kleine aanleghaven en je kan ook onmiddellijk merken  dat Idjwi één grote voorraadschuur voor het omliggende vasteland vormt.

Het Hospitaal van Monvu, onderaan de heuvel ; Foto : Eddy Merveillie 

Na een uitgebreide rondgang op de markt brengen wij een bezoek  aan curée Eustache, de plaatselijke pastoor, die ons ook nog vlug op een drankje en een versnapering vergast.  Het is dan al immers ver in de namiddag en wij moeten de terugweg aanvangen. De route die wij volgen, voert ons via Mugote en  het plaatsje Shigoma terug naar onze thuisbasis. In Shigoma maken wij echter eerste nog een kleine tussenstop om een er een schooltje te bezoeken.  Onze timing is perfect : omstreeks 18h zijn wij vlak voor het vallen van de duisternis  netjes terug in Bumpeta waar het morgen feest is !  

Het feest van de 22 martelaren van Oeganda 

De officiële benaming van onze verblijfplaats op Idjwi luidt :la paroisse Saint Matthias Mulumba de Bumpeta. En dat verklaart meteen waarom er op deze 3e  juni een feestelijke sfeer hangt in het plaatsje. Het is namelijk de feestdag van de patroonheilige van de parochie. Dergelijke kerkelijke feesten worden in Congo heel serieus genomen en worden dan ook zeer nauwgezet voorbereid. Natuurlijk had ik al bij onze aankomst in Bumpeta gemerkt dat in er in het bij de cure aanpalende schoollokaaltje  duchtig gezongen werd. Eigenlijk niets bijzonders in Congo en dus maakte ik mij ook geen verdere bedenkingen. Voor de kinderen was het echter grote ernst want voor elkeen van hen betekent het steeds een grote eer om aan de officiële viering te mogen deelnemen.  De abbés Floribert en Désiré zijn al zijn al van bij het ochtendgloren in de weer voor een uitgebreide  eredienst die naar verluidt het grootste deel van de dag in beslag zal nemen. Thérèse en ik kunnen  al aan onze ellebogen aanvoelen dat er van ons wordt verwacht dat wij tijdens de plechtigheid toch ook even  acte de présence geven. 

In afwachting maak ik van deze vrije dag gebruik om de omgeving van de cure eens van naderbij te inspecteren. Zo ontdek ik in een nis in één van de muren van de toch ietwat bouwvallige kerk een gedenksteen. opgedragen aan Pater Godefroid Ngongo, een inlandse Witte Pater die volgens de inscriptie de eerste dienstdoende priester van Bumpeta was. Christopher vertelt mij dat Pater Godefroid  samen met enkele Congolese en Belgische confraters op een dramatische wijze tijdens een storm op het Kivu meer is omgekomen . Begin mei 1969 vertrok Godefroid Ngongo en zijn gezelschap naar Kashofu om daar  in te schepen  in een "hors bord" met bestemming Bukavu. Bukavu hebben zij echter nooit bereikt. Voorbij de eilandjes, daar waar het "Grand Lac" begint, stak er een plotse storm op.  Bovendien raakte niet alleen de motor van de prauw defect maar waren er eveneens onvoldoende reddingsvesten aan boord, zodat zij wel gedoemd waren om met man en muis te vergaan.  Slechts 1 van hen, een Ruandees, overleefde de ramp omdat hij blijkbaar over de beste kennis van het meer bezat en, toen iedereen moest zwemmen voor zijn leven,  tijdig besefte dat de Ruandese Oever het dichtst bij de plaats van de schipbreuk gelegen was.  

Het verhaal van de 22 martelaren van Oeganda maakt deel uit van de missioneringsgeschiedenis van de Witte Paters in het gebied van de Grote Meren, iets waarin ik tot nog toe een volslagen leek was maar goede vriend Christopher brengt ons het licht in de duisternis.  

Muurschildering in de kerk van Bumpeta ;  foto  :Eddy Merveillie

De geschiedenis van de Martelaren van Oeganda

 

Het was in 1878 dat de stichter van de Missionarissen van Afrika (Witte Paters), Mgr Lavigerie, tien missionarissen meezond met een karavaan naar Centraal Afrika. We kennen vooral de paters Lourdel en Livinhac, en broeder Amans. Na tien maand komen ze in Uganda aan en de lokale koning was hen welgezind.
De Franse pater Simeon Lourdel maakte indruk door zijn aangename manier van omgaan met de mensen en door zijn dokterstas waarmee hij aan velen de eerste zorgen toediende. Evangelisatie ging vanaf het begin gepaard met materiële vooruitgang. De paters deden ook al wat ze konden om slaven terug te kopen van de Arabisch slavenhandelaars. Na een jaar konden de eerste catechumenen gedoopt worden. Veel anderen wilden ook christen worden zoals hofknapen, mensen van de Koninklijke Wacht, notabelen uit de dorpen, rechters en beroepsmensen. Maar mensen uit de omgeving van de koning zagen met lede ogen het succes van de missionarissen en beschuldigden hem valselijk bij de koning dat ze zijn land wilden inpalmen.
De koning werd ook kwaad omdat zijn christelijke hofknapen niet meer naar zijn pijpen wilden dansen en zijn homoseksuele lusten niet meer wilden voldoen. Zo kwam het verbod om nog christen te worden en de christenen moesten zelfs uitgeroeid! De missionarissen vonden het beter een tijdje uit het zicht van de koning te blijven en scheepten in naar het zuiden van het Victoriameer… Ze lieten 20 gedoopten achter en 400 geloofsleerlingen. De catechisten onderhielden de ijver van de catechumenen, die zij verder onderrichtten en met wie ze bleven bidden.Drie jaar later kwam de zoon van de koning op de troon en mochten de paters terugkeren. Het was in 1875. Maar Mwanga, de nieuwe koning, rookte hennep en toonde dezelfde neiging tot pedofilie als zijn vader. Hij vreesde de invloed van de christenen en kon moeilijk verdragen dat vrijgekochte slaven beter onderricht waren dan hijzelf.

De koning was verbolgen tegen zijn raadgever Jozef Mukasa, omdat hij zijn hofknapen de christelijke principes had bijgebracht, en liet hem onthoofden op 15 november 1885. De catechumenen voelden dat er een soort kerkvervolging op komst was en ze stelden zich onder de hoede van Carolus Lwanga, hoofd van de hofknapen. Toen de koning hoorde dat zij gedoopt waren, liet hij ze bij zich komen samen met andere christenen. Ze moesten hun geloof afzweren! Bij hun weigering, werden ze veroordeeld tot de brandstapel. Het was op Hemelvaartsdag - 3 juni 1886 – dat een stoet levende fakkels naar de brandstapel werd geleid, terwijl ze het Onze Vader baden: Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren. Toen de beulen dit hoorden zeiden ze: “Niet wij doden u, maar onze goden, die door u als duivels aanzien zijn”. En Carolus Lwanga moest dat alles aanzien en dan werd hij naar zijn eigen brandstapel geleid. Men begon zijn voeten te verbranden en de beul riep: “Zeg dat uw God u verlost van dit vuur”. Maar Carolus antwoordde: “Dit vuur is als fris water”.

De gedoopten en de catechumenen aan het hof van koning Mwanga waren ongeveer 500. Men weet niet juist hoeveel er gedood werden, maar zeker een honderdtal heeft de genade van het martelaarschap gekregen tussen 15 november 1885 en 27 januari 1887. Er zijn er ook die afgemaakt werden met lansen en machetes.

Matthias Mulumba, een vrederechter, werd voor de eerste minister gebracht. Hij antwoordde zo kalm op de kwetsende vragen, dat de minister in woede losbrak en beval zijn handen en voeten af te hakken en ze te braden voor zijn ogen.Van hen allen zijn er maar 22 die opgeschreven zijn in de kalender van de heiligen, want alleen van deze heeft de kerkelijke rechtbank kunnen bewijzen dat ze voor hun geloof gestorven zijn. Zo doende werden ze zalig verklaard door paus Benedictus XV in 1920 en tijdens het tweede Vaticaans Concilie door paus Paulus de VI heilig verklaard in 1964. Samen met die 22 katholieken, stierven ook 14 protestanten en 7 ongedoopten en een moslim: allen ook om religieuze redenen.

Viering van de Martelaren van Oeganda in de kerk van Bumpeta , Abbé Floribert zegent zijn kudde  Foto : Eddy Merveillie 

Terwijl de gelovigen in grote getallen toestromen om de eucharistieviering bij te wonen, installeer ik mij op een stoel in het binnentuintje  van de cure. Een van de lange zijmuren  van de kerk vormt  een gemeenschappelijke scheiding met het binnenplaatsje. Via een deur in deze zijmuur kunnen abbé Floribert en zijn confraters dan ook zo van vanuit de cure de kerk binnenstappen.  In afwachting van het begin van de feestelijkheden ga ik wat zitten lezen in een exemplaar van de New York Times dat ik bij de  heenvlucht naar Goma nog op het vliegtuig heb aangekocht. Ik zit net helemaal verdiept in een artikel over de grote "trek noordwaarts" van de Afro-amerikaanse bevolking wanneer plots tot mijn grote verbazing een blanke man door de toegangspoort het tuintje komt binnengestapt. Hij stelt zich voor als John Calderone , " US citizen" en gezien mijn lectuur denkt hij aanvankelijk dat ik eveneens Amerikaans staatsburger  ben. Ik moet hem teleurstellen maar dat belet niet dat er een aangename conversatie bloeit. John werkt als vrijwilliger in één van de hospitalen hier in het binnenland. Als Italo-Amerikaan is hij erg gelovig en hij is dan ook speciaal voor deze feestelijke eucharistieviering naar Bumpeta afgezakt. Terwijl wij zitten te praten begint binnenin de kerk het gezang langzamerhand aan te zwellen.  John gaat mij alvast voor, ik volg hem even later voor een korte acte de présence . 

Kinderen van Bumpeta, klaar voor de viering  ; Foto : Eddy Merveillie 

Kihumba 

Voor onze verplaatsing naar "le Grand Nord" van het eiland kunnen wij opnieuw beroep doen op de diensten van Goré de chauffeur en de witte Toyota Landcruiser van het CPR. Het wordt een lange dag en dus gaat onze "karavaan" al vroeg de baan op. Christopher maakt van de gelegenheid gebruik om  terloops enkele oude bekenden op te zoeken. Zo komt het dat wij al na een klein uurtje halt houden in Lumala voor een ontmoeting met Abbé Jean Marie Balegamire. En wij zijn duidelijk niet de enigen die vandaag langskomen. Blijkbaar is het bij de Abbé thuis verzamelen geblazen voor de hele familie. Naar het schijnt viert de matriarch van de familie haar 90e verjaardag, een opmerkelijk feit in een land waar de gemiddelde levensverwachting 43 jaar bedraagt. Dat kan de familie bijgevolg niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Abbé Jean Marie zelf blijkt een uiterst  erudiet man te zijn die af en toe publiceert bij de gerenommeerde Franse uitgeverij L'Harmattan. Bovendien is hij een man die geen blad voor de mond neemt  en in zijn werken de kritiek op de kerk in Congo niet spaart . Naar het schijnt doet zijn laatste publicatie heel wat stof opwaaien, in zoverre dat hij het momenteel zelfs met de bisschop aan de  stok heeft.  Na een drankje en een babbel verlaten wij het feestelijke gezelschap en trekken verder noordwaarts.  

Bij Abbé Jean Marie in Lumala Foto : Eddy Merveillie 

Ditmaal zijn wij vertrokken voor een enkele uren durende rit door berg en dal. Het ultieme doel van de dag is Kuhumba waar zich de vroegere residentie van Eugène  Prince de Ligne bevindt.  Het is een pittig ritje om tot daar te geraken want de toestand van de weg is erbarmelijk. Op 1 van de bruggetjes zakken wij met één van de achterwielen tussen de vermolmde planken en boomstronken door. De jeep komt met een schok tot een abrupte stilstand maar gaat gelukkig niet helemaal in steigerende houding staan. Wij merken al snel dat het wiel rotsvast zit en wij zonder de extra spierkracht van de weldra toegesnelde locale  bevolking hier niet vlug weg zullen geraken. Dergelijke voorvallen zijn in Congo echter vaste prik en Goré,, bijgestaan door het plaatselijke reddingslegioen, weet de jeep los te wrikken dankzij een grondige kennis en toepassing van het hefboomprincipe. Gelukkig komt het wiel ongehavend uit de strijd en kunnen wij onze weg verderzetten. Het is ook op dit ogenblik dat het mij plots weer te binnenschiet dat wij net zoals bij onze trip naar het zuidelijke deel van het eiland zonder een reservewiel op pad zijn. In stilte vraag ik mij af met welke oplossing Goré op de proppen zou gekomen zijn moest het wiel helemaal beschadigd uit het avontuur zijn gekomen.

Onderweg naar Kihumba doen wij een tussenstop in Kishenye waar het marktdag is. Het is ongeveer middag en er heerst een drukte van belang. Het is voor een moment om eens de benen te strekken. Even later lopen wij dan ook tussen de bonte massa. 

Op zo'n Afrikaanse markt is het een echte orgie van geuren,  de ene al aangenamer dan de andere, dat wel ! Aan spektakel is er ook nooit gebrek. Vandaag zijn wij hier duidelijk kortstondig de hoofdattractie. Terwijl Thérèse en ik het hele marktgebeuren observeren banen  Christopher en  Abbé  Floribert  zich  een weg door de massa links en rechts groetend als waren zij een duo pausen.  Ik heb het altijd merkwaardig gevonden hoe Congolezen soms mensen blijken te kennen die op meer dan 100 kilometer van hen verwijderd wonen en dan iemand die zij misschien al jarenlang niet meer gezien hebben begroeten alsof zij amper enkele dagen voordien nog in elkaars gezelschapen waren.  Christopher ontmoet hier zowaar een familielid van zijn echtgenote. De bevallige dame gaat samen met ons in een nganda een drankje nuttigen zodat Christopher haar even kan bijpraten over de familiale toestand in Bukavu. Terwijl wij daar zitten wordt Floribert plots aangeklampt door een oudere doofstomme man die ons heftig gesticulerend begroet. Hij en Floribert blijken jeugdvrienden en elkaar al heel hun leven te kennen. Naar het schijnt is de man ongeveer 60 jaar oud maar hij ziet er wel 100 uit. Floribert vertelt onds dat hij de man al zijn hele leven met zijn gebrek kent maar dat hij zelf  een hele voetbalploeg mooie, gezonde, " normale" kinderen heeft.  Wij kunnen het gezellig onderonsje niet laten duren. Als wij Kihumba nog tijdig willen bereiken dan moeten wij nu weg want er wacht ons nog een lange terugreis. 

 

 

Marktdag in Kishenye ; Foto : Eddy Merveillie 

Christopher ontmoet familielid te Kishenye ; Foto Eddy Merveillie 

Le Prince "Barre" in Kihumba 

In Kihumba treffen wij een verlaten residentie aan., een soort klein paleisje van waaruit je een prachtig uitzicht over het Kivumeer hebt. Hoewel het  in een vervallen toestand verkeert, ziet het gebouw er best nog robuust uit en heeft het zeker niet de allure van een mistroostige ruïne. Dit is de plaats die Prince Eugène de Ligne in 1928 uitkoos om er zijn thuisbasis op het eiland te vestigen.Prince Eugène de Ligne had er in 1925 al een mooie diplomatencarrière opzitten toen hij voor de eerste maal Congo bezocht. Het was tijdens deze reis dat hij de Kivu ontdekte en al vlug onder de indruk kwam  van deze  paradijselijke streek met zijn adembenemend mooie  natuur en aangename klimaat.

Vooral het in het Kivumeer gesitueerde eilandje Idjwi bekoorde hem buitengewoon. Zoals het in die tijd nog mogelijk, en in zekere zij gebruikelijk, was,  ging hij bij zijn terugkeer in België onmiddellijk bij de gepaste instanties  eens polsen naar de mogelijkheid voor het bekomen van een grondconcessie. Gezien zijn hoge maatschappelijke positie was dat uiteraard een koud kunstje. Uiteindelijk kon hij volgende concessies bekomen : Kakondo, Birava Mushweshwe, Kayandja, Mirunga, Lushasha, Mayi Moto, op het vaste land en M'Bene, Malambo en Kihumba op het eiland Idjwi. 

Onderdeel van het akkoord was wel dat hij naast de economische exploitatie ook enige medische en maatschappelijke voorruitgang voor de bevolking zou organiseren.  De prins hield er echter steeds  aan om voor de mensen te zorgen en zijn eerste realisatie was dan ook de bouw van het hospitaal te Mamvu en twee dispensaria.  Er werd eveneens een sociaal fonds opgericht dat moest instaan voor het functioneren van het hospitaal en de respectievelijk in het noordelijk en het zuidelijk deel van het eiland geopende dispensaria die door de koloniale gezondheidsdienst 2 permanent aanwezige hulpverplegers kregen toegewezen. Beide dispensaria waren tijdens het regenseizoen enkel via het meer bereikbaar. Het hospitaal en beide medische hulpposten kenden vrijwel meteen een groot succes. Ernstige gevallen werden naar het FOMULAC -hospitaal te Katana overgerbacht. 

De in 1893 geboren  Eugène Prince de Ligne, die door de lokale bevolking met hun kenmerkende taalkundige spitsvondigheid gemeenzaam, en nog steeds, werd aangeduid als " Le Prince Barre" overleed op 26/06/1960. 

 

De residentie van Eugène Prince de Ligne te Kihumba ; Foto's  : Eddy Merveillie

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb