Tokeï na Kasaï

In Kananga, het vroegere Luluabourg  ; (Foto  E. Merveillie)

 Aankomst in Kananga

Nu we onze missie in Madimba hebben volbracht kunnen we eindelijk onze blik richting Kasaï wenden. Morgen vliegen we met CAA naar Kananga om vervolgens van daaruit Munkamba, Dimbelenge, Mikalayi , Kabwe en Katende te gaan bezoeken. Aangezien we onze vlucht al enkele dagen geleden hebben geregeld rest er ons nog enkel de check-in. Daarvoor begeven we ons naar de 5e straat te Limete waar zich de kantoren van de CAA bevinden. Na de verplichte paspoortcontrole bij de DGM kunnen we onze grote bagagestukken hier al laten registreren en afgeven. Er heerst in de ontvangsthal een hels kabaal dat vooral wordt veroorzaakt door het afrollen en afscheuren van letterlijk kilometers bruine plakband. Elk bagagestuk wordt hier zodanig in de bruine tape gewikkeld dat het je bij aankomst wellicht een halfuur moet kosten om de boel weer open te krijgen. “Sécuriser les pièces” noemen ze dat hier, een service waarmee er alweer enkele personen een paar francs kunnen verdienen. Thérèse en ik weigeren deze dienstverlening maar later zal blijken dat ik dat misschien beter niet had gedaan. Nadat onze papierwinkel in orde is gebracht kunnen we vertrekken met de boodschap dat we ons hier morgenvroeg om 5h moeten aanmelden om de bus te nemen naar Ndjili-luchthaven. De volgende ochtend verschijnen we ruim op tijd op de afspraak. Wij logeren in de 3e straat van Limete en de bus vertrekt vanuit de 5e straat, ver hoeven we dus niet te lopen. Waarmee nog eens is bewezen dat een logement in Limete alleszins zijn voordelen heeft.! Bij het opstappen ontmoeten we tot onze grote verrassing Jaqueline, een Belgische dame die jaren voor SABENA heeft gewerkt en nu hier in dienst is van de CAA. Zij rijdt mee om op de luchthaven de incheckbalie te gaan openen en alles in goede banen te leiden. Buiten Jacqueline zijn Thérèse en ik de enige blanken in de al vlug met passagiers volgepakte autobus. Maar zoals zo vaak in Congo is er altijd nog wel plaats voor ééntje meer want onderweg houden we nog verschillende keren halt om wat extra reizigers op te pikken. Ondanks het vroege uur is de stad al volop in beweging waardoor we ter hoogte van Massina al in de eerste file van de dag strop geraken. Frank Sinatra bezong ooit New York als “the city that never sleeps” , wel ik denk dat er in Kinshasa ook niet veel geslapen wordt! We komen gelukkig toch nog goed op tijd in Ndjili aan en dan is het nog slechts een kwestie van wachten

De chefkok van Hotel Kandolo in Limete (Foto E. Merveillie)

Het vliegtuig vertrekt zelfs verrassend stipt op tijd en goed ander-halfuur later landen we veilig en wel te Kananga, de hoofdstad van West Kasaï. Er is wel nergens een spoor te bekennen van onze plaatselijke contactman en dus worden we in eerst instantie “opgevangen” door de heren van de Direction Général de la Migration die al meteen onze paspoorten confisceren. Blijkbaar moeten die om één of andere reden in een register worden ingeschreven. Ondertussen bel ik naar het nummer dat Evariste Tshitenge, onze vriend in Kinshasa, mij heeft bezorgd en waarop ik onze lokale gids zou moeten kunnen bereiken. En inderdaad, de heer Voltaire Tshibuabua meldt zich aan de telefoon. Hij bericht mij dat hij onderweg is naar de luchthaven. In Congolese termen moet je dat eigenlijk begrijpen als: “ik sta op het punt te vertrekken naar de luchthaven” wat naderhand ook zo blijkt te zijn. We moeten immers nog geruime tijd wachten op zijn aankomst. Thérèse en ik zijn dan ook al vlug de enige nog overblijvende “gasten” in het DGM-kantoor waar de officier van dienst onze paspoorten vastberaden in zijn lade houdt zolang onze man van het “protocol” niet komt opdagen. Maar het komt allemaal goed en uiteindelijk maken we persoolijk kennis met Mr. Voltaire Tshibuabua, Conseiller Principal au Ministère des Affaires Foncières, Urbanisme et Habitat, Province du Kasai Occidental.

Het klooster van de Zusters van Tabor (Foto E. Merveillie)

Wij nemen onze intrek in de gebouwen van het klooster van de Zusters van Tabor, de “buurvrouwen” van de Scheutistenmissie hier in Kananga. Het is allemaal basic maar we hadden ook niet anders verwacht. Bij ons eerste telefonisch contact vanuit Kinshasa opteerden wij voor een logement aan 19 dollar per dag. Daarvoor krijgen we een kamer met op dezelfde gang een gemeenschappelijke douche en toilet. Voor 35 dollar was het mogelijk om een apparte “badkamer” en toilet te krijgen wat echter niets afdeed aan het feit dat er toch nergens electriciteit of lopend water voorhanden was. De watervoorziening gebeurt op de ons ondertussen vertrouwde ambachtelijke wijze: een manusje van alles vult geregeld de enorme collecteton op het einde van de gang en daarmee moet iedereen zich maar zien te redden voor de persoonlijke hygiëne en het doorspoelen van het toilet. Na het afzetten van de bagage gaan we ter afronding van de dag met Voltaire nog een glas drinken in de stad. Hij haalt er meteen een niet onknappe vriendin bij. Blijkbaar “a bit of a ladies man”, onze Voltaire! Bij onze terugkeer in Tabor gaan we in afwachting dat het avondeten wordt geserveerd eerst nog even langs bij de Scheutisten om er Pater Ivo Vanvolsem te begroeten en hem in te lichten van onze intentie om tijdens ons verblijf in Kananga ook een bezoek te brengen aan het door hem gerunde Centre Mpokolo wa Muoyo De goede pater vindt onze resiplannen zeer ambitieus en waarschuwt voor de slechte staat van de wegen. Nog maar onlangs is er op de weg naar Kabwe een jeep van de Scheutisten ter plekke blijven vastzitten in één van de ontelbare kuilen in de compleet weggespoelde weg. Dat belooft! Gesterkt door deze opbeurende berichten gaan we wat later aan tafel. De keuken van Tabor is nu niet bepaald outstanding maar het kan er mee door, we zijn tenslotte in Congo. In elk geval zorg ik voor een stevige versterking van de innerlijke mens want morgenvroeg vertrekken we al naar Munkamba. Al is morgenvroeg in Congo natuurlijk maar een relatief begrip.

Foto  : E. Merveillie

Op officieel bezoek in Kananga  (Foto E. Merveillie)

Kananga sunset   ( Foto E. Merveillie )

Mpokolo wa Muoyo, een veilige haven voor de straatkinderen van Kananga

 

We werden hartelijk ontvangen het “Centre Mpokolo wa Muoyo”en kregen een rondleiding met tekst en uitleg over het dagelijkse reilen en zeilen van deze instelling die zich ontfermt over het lot van de plaatselijke straatkinderen. De drijvende kracht achter de organisatie is Pater Scheutist Ivo Vanvolsem die deze roeping onder andere combineert met zijn andere taak van gevangenisaalmoezenier.

 

Zeggen dat de kinderen hier soms al op heel jonge leeftijd terechtkomen is een eufemisme want het gebeurt zelfs dat zij er worden geboren! Voor een kind-moeder en haar baby vormt Mpokolo immers vaak de enige veilige vluchthaven. Zo vertellen Pater Ivo en zijn assistenten ons het verhaal van een 13 jarige kind-moeder die binnen de muren van het centrum een tweeling ter wereld bracht. Van de 2 boorlingen bleef uiteindelijk slechts één in leven. De moeder zelf stierf later ingevolge de verwikkelingen van een nieuwe zwangerschap. Het overblijvende kleine meisje verblijft nu nog altijd bij hen in het centrum. Bij Mpokolo wordt echter niet alleen de onmiddellijke nood gelenigd maar zet men ook alles op alles om de familie van de “aangespoelde” kinderen op te sporen en ervan te overtuigen om het kind weer in een stabiele familiale omgeving op te nemen. Een moeilijk en tijdrovend werk waarvan het resultaat een wisselend succes kent. Maar zoals Pater Ivo het stelt: dat ene succes maakt het toch allemaal weer waard. Sommigen is het lot gunstig gezind en vinden opnieuw een goede en veilige thuis. Anderen hebben minder geluk en komen na verloop van tijd toch weer terug onder de vleugels van Pater Ivo en zijn mensen. Nog anderen hebben zo’n traumatiserend verleden achter de rug dat het bijna onvermijdelijk is dat zij zelf opnieuw de “vrijheid” van de straat opzoeken met alle gevaren van dien. De al oudere kinderen die in het centrum verblijven tracht men in elk geval wel enige structuur in hun leven bij te brengen door hen onder andere in te schakelen bij het werk van een plaatselijk actieve NGO die zich inzet voor de strijd tegen de toenemende ontbossing door nieuwe aanplantingen te doen en de bevolking er toe te

 

bewegen het gebruik van houtskool terug te dringen of de fabricatie ervan toch zo duurzaam mogelijk te laten gebeuren.  Tijdens onze rondleiding in het centrum maken we ook wat meer uitgebreid kennis met enkele medewerkers zoals vb. mama Marie Louise die niet enkel over de voorraadkamers waakt maar ook instaat voor de was en de plas. En dan spreken we niet alleen over voedingswaren. Ze toont ons immers ook een opslagruimte waar kledingstukken worden bewaard, alles netjes in dozen gestapeld en geklasseerd volgens leeftijdsmaat zodat elk kind al snel van een passende en nette kledij kan worden voorzien. Bovendien heeft het centrum ook een eigen kleermaker in dienst die van alle losse lappen stof nieuwe truitjes en broeken maakt en de nodige herstellingen uitvoert.

 

Wat de medische verzorging betreft kunnen we vaststellen dat het centrum wel over een goede apotheek beschikt maar de ernstige gevallen moeten uiteraard naar het hospitaal worden overgebracht. Om niet ziek te worden moet men ook goed eten en ook daarvoor wordt hier gezorgd. Er is op de binnenplaats van het “parcelle” een plaats voorzien waar de kookpotten al volop staan te pruttelen (we doen onze ronde immers net voor het middaguur). Het is het in Congo typische soort openluchtkeuken zoals ik ook al eerder zag in het Hôpital St Luc te Kisantu.Het bezoek wordt beëindigd bij de aan de gang zijnde bouwwerken. Gezien het aantal kinderen dat hier wordt opgevangen dreigt de behuizing wat te krap te worden. Daarom heeft men beslist om een belendend perceel grond aan te kopen en er bijkomende slaapruimtes op te bouwen. Het is immers ook belangrijk dat men de kinderen kan opvangen in een degelijke behuizing waarin men iedereen een menswaardige leefruimte kan bieden.

 

Kortom in het centrum “Mpokolo wa Muoyo” wordt mooi werk geleverd. Ik zou willen besluiten met de bedenking dat het lenigen van de materiële noden uiteraard zeer belangrijk is maar dat de geborgenheid en warme, menselijke aandacht die door Pater Ivo en zijn ploeg aan de straatkinderen van Kananga wordt geschonken misschien wel de grootste schat vormt. Want menselijke aandacht en geborgenheid is wat deze kinderen van kleins af nooit hebben gekend

Mpokolo wa Muoyo , een impressie ; Video : E. Merveillie

Op uitstap naar het Lac Munkamba en Dimbelenge

Bij mijn eerste overnachting in “hotel Tabor” mag ik kennis maken met wat rondkruipend ongedierte. Wanneer ik bij het zwakke schijnsel van mijn kampeerkoplamp op het toilet zit, en aldus in halve duisternis gehuld de roep van de natuur beantwoordt, ontwaar ik plots een schorpioen die bij mijn voeten rondscharrelt. Nu heb ik er niet het minste idee van hoe gevaarlijk zo’n beestje is maar ik wordt toch liever niet door zo’n angel geprikt. Het is een gitzwart, klein, fijngebouwd diertje en het houdt zijn staart met de angel hoog boven de rug gekruld. Rustig blijven zitten lijkt mij het beste plan en dus wacht ik geduldig tot de schorpioen een eindje verder is gekropen alvorens ik de aftocht blaas. Ik neem meteen ook het vaste voornemen om morgenochtend toch eerst eens even goed in mijn schoenen te kijken voor ik er mijn voeten in steek.

De volgende ochtend staan Thérèse en ik al te popelen om naar het Lac Munkamba te vertrekken. Voltaire laat echter op zich wachten en dus maken we het ons maar gemakkelijk in één van de paillotes op het grasperk voor het kloostergebouw. Het is al bij tienen als een witte 4x4 het domein van Tabor komt opgereden. Onze gids Voltaire en chauffeur Gustave zijn vergezeld door ene Jean die met ons zal meegaan als “technicien”. Zo noemen ze hier de extra helpende hand die men inhuurt voor het geval we pech hebben of vast komen te zitten op de zandpiste. Het drietal is de vriendelijkheid zelve en legt ons in geuren en kleuren uit dat er nog heel wat onontbeerlijk onderhoud aan de jeep diende te gebeuren en het dus gewoon onmogelijk was om ons op een vroeger tijdstip te komen ophalen. Maar nu is het dan zover, de weg naar Munkamba kan worden aangevat.

We verlaten Kananga in de richting van Mbuji Mai. Aanvankelijk krijgen wij nog enkele kilometers opgebroken macadamweg geserveerd maar dan verdwijnen de laatste resten wegverharding en ploegen we door het zand. Het blijkt al vlug dat we met Gustave in goede handen zijn en dat hij de nodige ervaring bezit voor dit soort werk. Op het eerste deel van het traject rijden we nog door enkele kleine dorpjes maar naarmate wij ons van Kananga verwijderen wordt het landschap steeds desolater en kunnen we genieten van de ongerepte savanne. Ondanks de ontelbare zandstroken die moeten worden getrotseerd verloopt de reis zeer vlot. Gustave piloteert ons vlekkeloos door elke “zandbak” die we tegenkomen. We doen er ongeveer 2u30 tot 3 uur over om de honderd kilometer te overbruggen. Bij het binnenrijden van Munkamba komen we al meteen in het volle dorpsleven terecht. Bij een splitsing van de weg is er een grote bedrijvige markt aan de gang en iets verderop staan er enkele schooltjes waar de lessen kennelijk net zijn afgelopen want het krioelt er van de kinderen. De verbroedering met de plaatselijke bevolking moet echter nog even wachten want eerst gaan we op zoek naar een logeerplaats. Om te beginnen gaan we eens een kijkje nemen aan die kant van het meer waar van oudsher de protestantse missie was gevestigd. Het groene natuurdecor en het panoramisch uitzicht op het meer is feeëriek maar de mensen wonen er in vreselijk armtierige omstandigheden. Een vrouw wil ons ten allen prijze haar woonst tonen en ons overhalen er de nacht door te brengen. Voor deze mensen doet de woning niet alleen dienst als slaapplaats maar ook als voorraadkamer. Bij het betreden ervan staan we onmiddellijk te midden de over de volledige vloer uitgespreide veldoogst. De verzameling van maniok, fruit, rijst en nog een hele panoplie van andere mij totaal onbekende exotische groenten en fruit vullen de ruimte met een kwalijk geurtje. 

Aangekomen in Munkamba ( Foto E. Merveillie)

Het kan niet anders of het moet hier ook krioelen van het ongedierte. We bedanken de vrouw voor haar hartelijke gastvrijheid maar we moeten toch beleefd haar aanbod afslaan. Na nog enkele woorden te hebben gewisseld met de overigee bewoners vertrekken we dan maar naar de andere oever van het meer waar in betere tijden enige toeristische accomodaties werden neergepoot. De buitenkant van de gebouwen ziet er prima uit en heeft blijkbaar tamelijk recent een nieuw verflaagje gekregen. Jammer genoeg kan van de binnenkant niet hetzelfde worden gezegd. Toch zullen we het er moeten mee doen want iets beters is hier niet te krijgen. Eenmaal het logement geregeld bestellen we een drankje en gaan aan de rand van het meer genieten van de prachtige omgeving. Van vervuiling valt hier niets te bespeuren. Het rustig kabbelende water is mooi helder blauw en het witte zand schittert in de felle middagzon. Iets verderop van ons terras plonzen de kinderen vrolijk rond in het meer terwijl hier en daar een visser rondpeddelt. Wanneer één van hen iets nader bij de oever komt, stel ik vast dat de man niet in een prauw rondvaart maar op een soort minivlotje van drie bijeengebonden korte boomstammetjes zit. Ondertussen komt de dame die de kamers in orde brengt informeren naar onze wensen voor het avondeten. De vis uit het meer geniet een uitstekende reputatie en wordt ons dus ook warm aanbevolen. Thérèse gaat er zich aan wagen, zelf heb ik echter meer trek in een portie rijst en vlees terwijl Voltaire, Gustave en Jean zweren bij de obligate fufu. De avond is echter nog lang niet gevallen en na wat overleg besluiten we om na de rustpauze toch maar door te stomen naar Dimbelenge. De weg naar Dimbelenge ligt er aanzienlijk slechter bij dan wat we tot dusver gezien hebben. Een hele tijd gaat het goed maar dan, in het zicht van de finish heeft de zandpiste ons toch nog te grazen. Tijd voor onze “zandstuiver” Jean om in actie te schieten en een gelegenheid voor ons om eens rond te wandelen in de natuur. Gelukkig is het oponthoud slechts van korte duur en even later rijden we het Territoire van Dimbelenge binnen. Dit bezoek heeft voor mij een bijzondere betekenis want dit is één van de standplaatsen geweest van een goede vriend die in Belgisch Congo deel uitmaakte van de Gewestdienst.

Even wat koelte zoeken op weg naar Dimbelenge ( Foto E. Merveillie)

De Gewestdienst in Dimbelenge ( Foto E. Merveillie)

Aan het Lac Munkamba ( Foto  E. Merveillie)

Je kan er inderdaad nog de resten zien van een oude staatspost uit de koloniale tijd en zo te zien moet het ook al een hele poos geleden zijn dat de huidige Congolese overheidsdiensten het hier voor bekeken hielden. “Territoire de Dimbelenge – Siège administratif “ staat er in koeien van letters geschreven op een gebouw maar het zou me verwonderen dat de bevolking hier nog voor iets terecht kan. Het kantoorgebouw is compleet bouwvallig en als ik door één van de dichtgetimmerde vensters naar binnen gluur zie ik niets dan stof en puin. Wie je echter altijd en overal tegenkomt in Congo is de politie. Terwijl we de omgeving verkennen krijgen we het gezelschap van een heerschap in donkerblauwe kleding opgesmukt met de kentekens PNC van de “Police Nationale Congalaise”. Wel moet ik toegeven dat het één van de vriendelijkste politiemannen is die ik in Congo ooit ben tegengekomen. Hij doet helemaal niet moeilijk en gaat bovendien zelf heel gewillig op de foto. Bij onze aankomst was er in de omgeving niet veel beweging te bespeuren maar nu de namiddag ten einde loopt komen de vrouwen en kinderen terug van het veld. Eigenlijk nemen ze weinig notitie van ons al werpen ze natuurlijk wel enkele nieuwsgierige blikken naar de bleekneuzen die hier plots zijn komen opdagen. Voor ons wordt het echter stilaan tijd om de terugweg naar Munkamba aan te vatten als we nog voor het donker willen binnen zijn. Het oorspronkelijke plan was om ook nog het Lac Fwa te gaan bezoeken maar door het onverwachte uitstel van ons vertrek naar Kasaï verkeren we nu een beetje in tijdnood. Morgenavond worden we immers al weer in Kananga verwacht waar ik een afspraak heb met Clément Kalamba, een plaatselijke "chef coûtumier" van de Bashilange. 

 

De markt van Munkamba ( Foto  E. Merveillie)

Bij de terugkeer naar Munkamba raast de jeep gezwind door het zand. Een goede twee uur later kunnen we dan ook bij het verorberen van onze eerder bestelde rijst, fufu en vis volop genieten van de zonsondergang boven het meer. Eenmaal de zon is ondergegaan is het hier echter wel de complete blackout. Gelukkig heb ik steeds mijn zaklamp bij de hand! Wanneer we wat later onze slaapplaatsen gaan opzoeken blijken die in schril contrast te staan met het buitenaanzicht van de gebouwen die ons bij aankomst toch wel een redelijke indruk gaven. Er is geen deur, het bed is krakkemikkig en de muren en de vloer zijn van ruw beton. Bovendien is het gemeenschappelijk toilet niet al te proper want blijkbaar zijn er nog wel enkele andere logés aanwezig die hier terecht moeten voor de noodzakelijke “pitstop”. Positief is dan weer dat er weinig of geen muggen rondzoemen, al ga ik toch maar heel gedisciplineerd pas onder zeil nadat ik de moustiquaire netjes rond mijn het bed heb gedrapeerd.

De volgende ochtend ontbijten we aan de oever van het Lac. De gastvrouw heeft voor enkele ommeletten gezorgd en dat laten we ons van harte smaken. Als je door het binnenland van Congo reist is het aangewezen om goed en voldoende te eten telkens zich de kans daartoe voordoet want je weet immers nooit wanneer de volgende gelegenheid zich nog eens zal aanbieden! Het is nog heel vroeg en de ochtendlijke koelte die over dit machtige en betoverend mooie decor hangt, nodigt uit tot een verkwikkende wandeling. Onze chauffeur Gustave denkt daar echter duidelijk anders over. Ik ontmoet hem een eindje verder langs het strand in het gezelschap van Jean. Hij is gehuld in een lange, zorgvuldig tot bovenaan dichtgeknoopte regenjas en vindt het hier maar onaangenaam koud op dit uur van de dag! Ondertussen is Thérèse op haar beurt ook even de omgeving gaan verkennen maar keert wat later enigszins overstuur terug. Zij heeft het blijkbaar aan de stok gehad met een groepje jongeren die haar eerst interpelleerden over de Belgische Congopolitiek, vervolgens wensten te weten wat een blanke hier eigenlijk kwam zoeken en nadien al helemaal onvriendelijk werden toen bleek dat zij niet van plan was om daar ter plekke enige riante financiële steun uit te delen. Een discussie die zich trouwens later deels nog eens herhaalt wanneer we op de terugweg naar Kananga even stoppen voor een bezoekje aan de markt van Munkamba. Na het marktbezoek stuiven we weer de zandpiste op. We komen één keer vast te zitten maar zonder veel erg en bovendien kunnen we blijkbaar rekenen op hulp van bovenaf. Terwijl Jean het nodige doet om de jeep weer op het goede spoor te zetten en wij al een eindje te voet voorop gaan worden we voorbij gereden door de jeep van de Bisschop van Kananga die zelf op weg is naar Munkamba. Monseigneur wuift eens heel vriendelijk maar laat ons wel ter plekke achter. Het voorval heeft echter wel iets amusant want de bisschoppelijke jeep is ons nog maar net voorbij of ons voertuig is terug mobiel. Al zal dat wellicht meer te danken zijn aan de inspanningen van onze goede vriend Jean dan aan de bisschoppelijke zegen.

Kort voor zonsondergang staan we terug in het Centre Tabor te Kananga maar alvorens de dag te besluiten lopen we even langs bij Pater Ivo om verslag uit te brengen van de reis. Thérèse en ik krijgen een warm onthaal en worden door Ivo getrakteerd op vers gebakken beignets en een ijskoude Primus. Dergelijk “degustatiemoment” is hier in het plaatselijke Scheutistenhuis blijkbaar een schone traditie. Het geeft ons in elk geval mooi de kans om eens kennis te maken met alle op de missie aanwezige paters. Ook voor hen is de werkdag nu ten einde en de één na de ander komt ons in de ontspanningszaal vervoegen. Ik vrees echter wel dat zij het vandaag met een eerder bescheiden portie lekkers zullen moeten doen want wij drieën hebben ondertussen al gretig toegetast! Van de blanke paters is Ivo hier de benjamin. De Nestor van het gezelschap is Pater Albert, die al ver tegen de 90 is en een notoir kenner van het Tshiluba. Hij woont nu in het kleine gebouwtje dat een annex vormt aan de kapel van het Centre Tabor en is vastbesloten zijn levensavond in Congo door te brengen. Van repatriëren wil hij niet horen. Pater Edouard , de derde man van het blanke gezelschap, is voor mij dan weer geen onbekende. Ik ontmoette hem immers enkele jaren terug in de Procure St Anne te Kinshasa. De overige missionarissen hebben allen meer exotische roots en komen onder andere uit Congo, Haïti en Sri Lanka. We hebben besloten om even in Kananga te blijven en het iets rustiger aan te doen wat niet betekent dat we dag in ledigheid zullen doorbrengen.

 Via een goede Congolese kennis uit de Brusselse Matongewijk beschik ik over het telefoonnummer van ene Clément Kalamba, de oudste zoon van de chef coûtumier van de Bashilange en dit lijkt mij het gepaste moment om hem eens te contacteren. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn stelt voor om ons kort voor het middaguur in het Centre de Tabor te komen opzoeken waarna we tezamen in de stad de maaltijd kunnen nuttigen. Even later zitten we gezellig samen aan tafel in het restaurant, annex nightclub “Chez Valéry”, gelegen tegenover het beruchte Immokasaï-gebouw in het centrum van Kananga. Monsieur Clémént toont zich een vriendelijke en uiterst hartelijke gastheer. Na de maaltijd neemt hij ons op sleeptouw voor een gegidste tour door de stad wat ons bezoek heel wat interessanter maakt want zo krijgen we ook heel wat tekst en uitleg over het verleden van de gebouwen. We komen onder andere voorbij “Le Bon Auberge”. Een locatie die in de eertijds gereputeerde “Guide du voyageur au Congo Belge et Ruanda –Urundi” als één van de beste logies in Luluabourg werd aanbevolen. We leren ook dat er in Kananga een nogal ruime Griekse aanwezigheid is, getuige de imposante orthodoxe kerk die zich hier bevindt. Zo wandelen we meer dan 2 uur in de zinderde namiddaghitte door de stad. Tenslotte ronden we onze ommegang af met een fris biertje in de afspanning “ Au 3 paillotes”. Een gepaste afsluiting van een aangename ontmoeting.

Het Groot Seminarie van de Scheutisten in Kabwe ( Foto E. Merveillie)

Op weg naar Kabwe en Katende

Na onze snipperdag in Kananga vertrekken we de volgende dag naar Kabwe en Katende. We verlaten de stad in de richting van Malandji, gelegen op de andere oever van de Lulua. De heuvel van Malandji is de eigenlijke wieg van het vroegere Luluaburg, het huidige Kananga. Het was te Malandji dat de Duitse ontdekkingsreizigers Paul Pogge en Hermann Von Wissmann in 1881 in opdracht van de Deutsche Afrikanische Gesellschaft een eerste “station” vestigden. Later ging het gebied deeluitmaken van de Congo Vrijstaat. Vandaag houden wij echter geen halt op deze historische plaats, dat is voor de terugreis. Wij rijden onmiddellijk door naar Mikalayi. We zijn nog niet lang onderweg als het eerste obstakel zich aandient. Terwijl Gustave onze jeep behoedzaam over een nog nauwelijks waarneembaar pad door de hoge savannebegroeiing stuurt, komen we plots voor een gigantische grondverzakking te staan. Geen sprake van dat we hier met ons voertuig over of door geraken en dus moeten we noodgedwongen rechtsomkeer maken. Eerst een heel eind achteruit en dan vervolgens de steven wenden in de richting van het dorpje waar wij even voordien zijn langs gereden. Daar informeren Gustave en Voltaire zich over een alternatieve weg. “La route est pratiquable ?” hoor ik Voltaire vragen. Onze dorpeling-informant verzekert ons met grote stelligheid dat we gerust mogen zijn maar zelf heb ik toch mijn twijfels. Wat een Congolees als “pratiquable” beschouwt is nu eenmaal heel wat anders dan wat ik er mij bij voorstel. Even later zijn we in elk geval toch weer op de juiste route en Gustave houdt het tempo er goed in ondanks de lamentabele staat van het terrein. Het is echter aan de voet van de klim naar Mikalayi dat het echt moeilijk wordt. In de brede bocht die de klim inleidt is de weg totaal vernield en herschapen in een maanlandschap van opeenvolgende bulten, verzakkingen en weggespoelde aarde. Er was nog één redelijke passage aan de linkerzijde maar daar staat nu een gestrande vrachtwagen. Het is dé gelegenheid voor Gustave om zijn stuurkunsten te bewijzen en het moet gezegd: hij slaagt met grote onderscheiding! De jeep kruipt met puffende motor stapvoets de helling op. Gustave kiest behoedzaam de meest geschikte route en zo bereiken we al zigzaggend met een slakkengangetje de top van de heuvel waar de toestand zich normaliseert. Vandaar gaat het weer vlot vooruit en even later rijden we Mikalayi binnen. Deze locatie dankt haar bekendheid aan de grote scheutistenmissie waartoe Pater Emery Cambier in 1891 de eerste aanzet gaf. 

Te Malandji ( Foto E. Merveillie)

KInderspel in Kananga ( Foto E. Merveillie)

Terugkomst van het veld in Dimbelenge ( Foto E. Merveillie)

Mama's in Kabwe ( Foto E. Merveillie)

De plaats bruist van het leven want het is blijkbaar marktdag en dat gaan we natuurlijk eens van dichterbij bekijken, al mag het oponthoud niet al te lang duren want we hebben nog een hele reis voor de boeg. Ondertussen maakt onze gids Voltaire toch van de gelegenheid gebruik om eens de familie te gaan begroeten. We zijn hier immers in zijn geboortedorp. De reisweg wordt echter al vlug verdergezet. Het is immers de bedoeling dat we ineens doorrijden tot in Katende om vervolgens van daaruit Kabwe te bereiken waar wij zullen overnachten. Het wordt nog een verrassend lange rit waarbij we vooral ontelbare zandstroken moeten doorploegen. Hierbij mindert Gustave allerminst de snelheid. Wanneer er zo’n “zandbak” aankomt vliegt hij er in volle vaart in waarbij hij als een bezetene het stuur met korte snelle bewegingen van links naar rechts draait. De techniek werkt wonderwel want ondanks Gustave’s hevige geruk aan het stuurwiel vlamt de jeep quasi linea recta door de zandvlakte. De minuten verstrijken en worden uren terwijl wij het ene dorp na het andere doorkruisen. Zo’n doortocht zet wel meteen het hele dorp op stelten. De volwassenen en bejaarden kijken soms verschrikt, verrast of verstoord op maar de kinderen vinden het duidelijk fantastisch. Al wuivend en roepend “mundele, mundele” lopen ze een eindje met de jeep mee. We zitten hier blijkbaar in een streek waar niet zo vaak meer een voertuig langskomt, laat staan een jeep met blanken. Het lijkt mij ook dat de dorpen waar we voorbij komen gaandeweg steeds meer een schamele aanblik bieden. Op foto en film oogt de leefomgeving van deze mensen paradijselijk wanneer je het decorum van het wilde, ongerepte landschap aanschouwt maar voor de Congolezen die hier hun leven doorbrengen speelt er zich temidden al dat moois echter een dagelijkse strijd om het bestaan af. De mooiste natuur is vaak ook de meest onverbiddelijke en hier in de brousse kan enkel de sterkste overleven. Bij één van onze doortochten krijgen we hiervan een pijnlijk voorbeeld te zien. Terwijl we een dorp dwarsen en alles kalm en vredig lijkt, duikt er plots een haveloos geklede oude man op. Hij draagt met moeite een peuter op zijn arm en wankelt al zwalpend onze jeep tegemoet. God zij dank komt het niet tot een aanrijding. Is de man ziek of dronken, wie zal het zeggen. Het kind blijft nog nauwelijks recht op zijn arm terwijl het met grote ogen naar ons voertuig kijkt. Het hele tafereel geeft mij een griezelig gevoel want de blikken van de strompelende man en het kind tonen niet de minste emotie.

Omstreeks 15h30 bereiken we het dorpje dat net voor de watervallen van Katende is gelegen. Voltaire kent hier blijkbaar enig volk en om geen tijd te verliezen nemen we meteen een lokale gids aan boord. De jeep baant zich een weg door metershoog gras maar na enige tijd besluiten we het laatste deel van de weg te voet af te leggen. Het is een mooie wandeling en zo besparen we ook nog wat brandstof. We moeten deze avond immers nog tot in Kabwe zien te geraken. Wij wanen ons dicht bij het doel maar de tocht duurt toch nog verrassend lang ook al houden we er goed de pas in en is het gebulder van het snelstromende water steeds duidelijker te horen. Na een pittige voettocht worden onze inspanningen eindelijk beloond. Les Chutes de Katende zijn inderdaad heel mooi maar toch in niets te vergelijken met de kolkende watervallen die ik in Bandundu en Katanga te zien kreeg.  Katende is meer een opeenvolging van kleine terrasjes en stroomversnellingen waar het water van de Lulua over en door raast. Het is wel een vissersoord en ook op dit uur van de dag zijn er nog enkelen actief. Vol trots tonen ze ons hun vangst en Voltaire en Thérèse gaan gretig mee voor de foto poseren. Er is hier langs de oever geen echt dorp gevestigd maar her en daar staat er een hutje dat blijkbaar enige mensen herbergt. Het lijken mij geen vaste verblijfplaatsen, maar eerder plekjes waar de vissers, indien nodig, beschutting kunnen zoeken tegen de natuurelementen. We blijven zo’n anderhalf uur genieten van deze prachtige, rustgevende omgeving vooraleer we de terugweg aanvatten. Normaal gezien hebben we dus nog een fikse wandeling voor de boeg maar Voltaire heeft een listig plan. Hij heeft in het groepje mensen aan de waterkant iemand met een brommertje gespot. Waarom niet ons om beurten naar de jeep laten terugvoeren in plaats van de hele weg te voet af te leggen ? Wij hoeven ons niet te vermoeien en de man in kwestie kan er nog een centje aan verdienen! Het voorstel wordt met éénparigheid van stemmen aangenomen en Thérèse gaat alvast achterop zitten. Daar gaat ze… Dat denkt ze toch tenminste! Het brommertje puft en pruttelt wat amechtig en valt na 50 meter al stil. Bij de herstart herhaalt zich het voorval en bij de 3e poging valt de boel helemaal stil wat ons doet besluiten om dan toch maar met goede moed aan de wandeling te beginnen. Ondertussen is de zon ook al op de terugweg en wordt het snel koeler. We bereiken de jeep nog wel bij daglicht maar we zijn nog maar nauwelijks enkele kilometers onderweg of we rijden al in het duister. 

De laatste kilometer naar Katende ; ( Foto E. Merveillie)

Bovendien houden we in het dorp van Katende nog even halt omom Jean en Gustave de kans te geven iets te eten. Terwijl onze vrienden de maaltijd nuttigen kunnen Thérèse en ik ons ondertussen verheugen in de gebruikelijke belangstelling die ons ten deel valt. Het is op dergelijke momenten dat je pas echt opmerkt in welke penibele omstandigheden de bevolking hier leeft. De kinderen die zich rondom onze jeep verdringen zien er haveloos uit en velen vertonen de opgezwollen buik die zo typisch is voor een gebrek aan voldoende proteïnerijke voeding.

Les Chutes de Katende ( Foto E. Merveillie )

Het is niet verkieselijk om in het donker over de pistes te rijden maar tijdens elk van mijn Congoreizen is het wel onvermijdelijk gebleken. Op dit uur van de avond ontmoeten we langs de kant van de weg ook steeds vaker mensen die hun oogsten of andere koopwaar op de fiets transporteren en, heel begrijpelijk, een gedeelte van het soms lange en lastige traject in de nachtelijke koelte willen afleggen. Het is ongeveer 21h wanneer we bij het Klein Seminarie van Kabwe aankomen maar dat is slechts een tussenstop. Ons einddoel is het Groot Seminarie dat enkele kilometers verderop midden in een bos is gelegen. We zigzaggen met de jeep tussen de bomen en zo’n tien minuten later staan we voor de poort van het vermaarde instituut waar Abbé Martin ons hartelijk ontvangt. Wij hebben deze vriendelijke, bedachtzame man al enkele dagen eerder ontmoet toen hij op bezoek was in het Centre Tabor te Kananga. Vermoeid ploffen we neer op een stoel op de barza en aanvaarden dankbaar de ons aangereikte fles Skol . Terwijl de kamers in orde worden gebracht vertellen we de Abbé ons verhaal van de voorbije dag. Hij en Voltaire lijken elkaar goed te kennen, ook al is het duidelijk reeds lange tijd geleden dat zij nog eens de kans kregen om elkaar te ontmoeten.

Dat het niveau van het onderwijs in Congo zware tijden meemaakt mag blijken uit de verzuchtingen van de Abbé. Hij doet zijn beklag over de vaak gebrekkige kennis van heel wat kandidaat-studenten die zich hier komen aanbieden. Voor velen onder hen is het immers nodig om een extra voorbereidend jaar in te lassen alvorens zij geschikt kunnen worden geacht om de feitelijke studies aan te vangen. In zekere zin staat of valt het welzijn van heel Kabwe en directe omgeving met het succes van het Seminarie. Abbé Martin zorgt er onder andere ook voor dat de nabije waterkrachtcentrale wordt onderhouden zodat niet alleen het instituut maar ook de omgeving van stroom kan worden voorzien. Hij is het ook die de bevolking mobiliseert om toch iets aan het onderhoud van de plaatselijke wegen te doen. Een nobel streven dat alle lof verdient maar dat is dan wel buiten de lokale politici gerekend. Die blijken de inspanningen van Abbé Martin niet erg te waarderen en aanvaarden niet dat er iemand is die allerhande publieke initiatieven neemt zonder dat zij daar hun gebruikelijke graantje van kunnen meepikken. Zo te horen moet onze Abbé toch behoorlijk op zijn tellen letten want hij mag misschien enige bisschoppelijke bescherming genieten, in de politiek lijkt hij niets dan vijanden te hebben.

Met "techniciën" Jean en chauffeur Gustave in Kabwe. ( Foto E. Merveillie)

In de expozaal van de Missie van Scheut, te Kabwe ( Foto E. merveillie)

De bevolking van Kabwe  (Foto Th. Simon)

Aan het stuwmeertje van Kabwe ;  (Foto E. Merveillie )

Het ontbijt dat ons de volgende ochtend wordt geserveerd vind ik toch enigszins bizar. Er wordt hier van ’s morgens vroeg al rijst op tafel gezet samen met behoorlijk oudbakken brood en smeerkaas die al aardig begint te verpieteren. Na de maaltijd gaan we met Abbé Martin op pad naar het stuwmeer en de waterkrachtcentrale die onder zijn toezicht weer operationeel is gemaakt. Daarvoor moeten we met de jeep een ongeveer 2km lange helling naar beneden. Dat vormt geen enkel probleem voor de Abbé want zoals hij het uitdrukt: “ici, on fait un Paris-Dakar tous les jours”. Het meer en de turbines worden onder het toezicht van het seminarie door de bevolking van de aanpalende dorpen onderhouden. Er is natuurlijk het technisch onderhoud van de turbines maar het is zeker zo belangrijk om de aangroei van de waterplanten in het meer onder controle te houden. Wanneer wij ter plekke aankomen is een werkploeg al druk in de weer met het afsteken en opkuisen van de snel om zich heen grijpende oeverplanten. Na onze “toeristische inspectie” aan het meer is er al een groot deel van de voormiddag verstreken. We ronden ons verblijf in Kabwe af met nog een bezoek aan de grote kerk, de bibliotheek en het kleine museum waar ik een ontmoeting heb met de opgezette luipaard waarover ik voor mijn afreis naar Kasaï in de memoires van Broeder Marcel Mathys gelezen had. Daarin staat namelijk het verhaal van hoe een oud luipaard het dorp ’s nachts onveilig maakte, gevangen werd en gedood en ten slotte, geflankeerd door 2 krokodillen in het plaatselijke museum werd bijgezet. De luipaard en de beide krokodillen verkeren net zoals de kleine ethnografische collectie in een zeer zorgelijke staat. Toch moeten er hier stukken tussenzitten die het redden waard zijn, maar niemand lijkt geïnteresseerd.

 

Na een voorspoedige terugreis naar Kananga, met tussenstop te Mikalayi, rest er ons nog één dag voor een laatste wandeling door de hoofdstad van West-Kasaï . We maken van deze gelegenheid gebruik om ook hier een bezoekje te brengen aan het plaatselijke museum. De curator van het kleine etablissement gidst ons bereidwillig door de kostbare collectie. Wanneer hij ons een artefact toont dat aan de Basulampasu toebehoort, waag ik het om eens een vraag te stellen over het kannibalisme dat in het verleden bij deze stam gebruikelijk was. Dat valt echter allesbehalve in goede aarde. In plaats van mijn vraag te beantwoorden krijg ik vol verontwaardiging een tirade te horen waarin hij stelt dat wij Belgen daarover maar beter zwijgen gezien alles wat er is gebeurd tijdens de periode van de Congovrijstaat en dus slecht geplaatst zijn om de gebruiken van andere culturen te veroordelen. Het lijkt mij raadzaam om de discussie maar te laten vallen. Even later zijn de plooien dan ook gladgestreken en de korte aanvaring weerhoudt de man er ook niet van om zonder veel omwegen doch met aandrang zijn vijf dollar fooi te claimen.

Twee dagen later zijn we terug in Kinshasa bij onze goede vriend professor Bruno Lapika Dimomfu, hoofd van het Departement Antropologie in de UNIKIN voor ons traditionele afscheidsfeest dat deze keer op de terreinen van de FIKIN doorgaat. Met een feestelijke maaltijd en heel wat zang en dans wordt een mooi orgelpunt gezet achter weer een boeiende Congoreis.

Op bezoek in "Mpokolo Wa Muoyo" te Kananga  ; (Foto E. Merveillie)

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.